Quantcast
Channel: NeerlandiNet - LitNet
Viewing all 396 articles
Browse latest View live

De Leerstoel Zuid-Afrika: Talen, Literaturen, Cultuur en Maatschappij wordt geïnstalleerd

$
0
0

Mandela Lecture en Gents Centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika, 10-11 oktober 2017

Het feestgedruis naar aanleiding van de 200ste verjaardag van de Universiteit Gent, die in 1817 opende onder het bewind van de Nederlandse Koning Willem I,  smeult nog volop in het rond. Het maakt van Gent nu in volle nazomer een fabelachtige stad. Vorige vrijdag nog organiseerde de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) een letterkundig symposium in haar prachtige herenhuis met de fine fleur van de Afrikaanse letterkunde. De dag werd afgesloten met een uitbundig feest in het theater Tinnenpot. Beide activiteiten vonden plaats in het kader van de Week van de Afrikaanse roman. Vandaag, 10 oktober, wordt het academisch register opengetrokken voor een ruim opgekomen, sterk geïnteresseerd publiek. De UGent is helemaal in de ban van Zuid-Afrika.

In de Aula Academica vullen Tom Lanoye en Antjie Krog dit jaar de 4e Mandela Lecture in. Ze treden met elkaar en met buitenlandjournalist Katrien Vanderschoot in discussie over “the role of Nelson Mandela in South Africa and the world today”. De lezing is een initiatief van het Afrika Platform van de Associatie Universiteit Gent.   

De pracht, de bewogen geschiedenis en de hoop van Zuid-Afrika zijn een blijvende bron van inspiratie aan de UGent.

In de Mandela Lecture reflecteren Tom Lanoye, Antjie Krog (met cravat) en Katrien Vanderschoot (VRT-journalist buitenland en moderator) over de rol van Nelson Mandela in Zuid-Afrika en de wereld vandaag met persoonlijke commentaren, gedichten en beelden

Koepel van de Aula Academica van de UGent. De eerste steen werd in naam van Koning Willem I gelegd in 1819. In de tot de nok gevulde aula hangt het enthousiaste publiek aan de lippen van Antjie Krog en Tom Lanoye

De vijfhonderd aanwezigen worden muisstil wanneer Antjie Krog, in volstrekte symbiose met Tom Lanoye, het gedicht Mirakel voordraagt uit haar monumentale bundel Medeweten

Op 10 oktober wordt er ook feest gevierd door het Gents Centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika. In de schoot van dit onderzoekscentrum, onder voorzitterschap van Yves T’Sjoen, en de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte wordt de Leerstoel Zuid-Afrika: Talen, Literaturen, Cultuur en Maatschappij plechtig geïnstalleerd. Hein Willemse, Universiteit van Pretoria, is de eerste titularis van de Leerstoel. Hij houdt vandaag zijn inaugurale rede in de Jozef Plateauzaal.

Hein Willemse, Universiteit van Pretoria, houdt zijn inaugurale rede als eerste gasthoogleraar van de Leerstoel Zuid-Afrika, ingesteld door het Bestuurscollege van de UGent op 30 juni 2017

De inaugurale rede en de inhuldiging van de Leerstoel krijgen een daverend applaus

Op 11 oktober vindt onder grote publieke belangstelling het 4e Gentse Colloquium over het Afrikaans plaats. Het wordt ingericht door het Gents Centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika en door de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de UGent, met de steun van de Research Foundation Flanders (FWO) en de Universiteit Stellenbosch. De professoren Frank Hendricks van de Universiteit van Wes-Kaapland, Ronel Foster en Rufus H Gouws, beiden van de Universiteit Stellenbosch, geven keynote-lezingen over taal- en letterkunde. Een breed spectrum van thema’s wordt behandeld door taalkundigen en literatuurwetenschappers van de University of Cape Town, Noordwes-Universiteit, Universiteit van Pretoria, Universiteit Stellenbosch, Adam Mickiewicz Universiteit (Polen) en UGent. Margriet van der Waal, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, is onlangs benoemd tot bijzonder hoogleraar Zuid-Afrikaanse letterkunde, cultuur en geschiedenis aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. De leerstoel is ingesteld vanwege de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland. Zij geeft een sprankelende lezing over “Die stad, die speurder en sosiale geografie van Suid-Afrika: die uitbeelding van sosiale identiteit in ’n stedelike konteks in die werk van Deon Meyer”.

De afscheidnemend voorzitter van het Gents Centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika, Jacques van Keymeulen, en de nieuwe voorzitter, Yves T’Sjoen, flankeren Annelies Verdoolaege, coördinator van het Afrika Platform van de Associatie UGent

Het bruist van initiatieven in Gent om Zuid-Afrika dicht bij de mensen te brengen. Het stadsbestuur, de universiteit, Africalia en de Zuid-Afrikaanse ambassade in Brussel hebben zich tot doel gesteld een monument ter ere van Nelson Mandela op te richten. Er werd gekozen voor de site van De Krook als locatie voor het monument. Nu is het nog even afwachten. Maar ondertussen hebben de overweldigende belangstelling voor de Mandela Lecture, de Leerstoel Zuid-Afrika en het Gentse Colloquium over het Afrikaans duidelijk gemaakt dat Zuid-Afrika een land is om innig lief te hebben.

Voor wie dieper wil graven:

Uitvoerige informatie vindt men in het pas verschenen gedenkboek:

Yves T’Sjoen, Rakelings. Ter gelegenheid van de oprichting van de Gentse leerstoel Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij. UGent, Gents Centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika, 2017, 285 blz., ISBN 978 90 8250 7645

Wannie Carstens en Yves T’Sjoen, België gee Afrikaans ’n kans, digitaal op Netwerk24, 16/9/2017; krantenversie in Die Burger, 20/9/2017

Foto’s en tekst: Herman Meulemans

The post De Leerstoel Zuid-Afrika: Talen, Literaturen, Cultuur en Maatschappij wordt geïnstalleerd appeared first on LitNet.


In memoriam: Coen Stork (1928–2017)

$
0
0

Coen Stork, Algemeen Nederlands Persbureau (1993)

"We would like you to know that we regard you as one of our greatest friends," schreef Nelson Mandela in juni 1964 aan de toen nog jonge Nederlandse diplomaat Coen Stork. De handgeschreven brief was een dankbetuiging voor zijn steun gedurende het Rivonia-proces. Bij het overlijden van Coen Stork deze week wordt de brief in vrijwel alle In memoriams vermeld. De brief heeft hij zijn hele leven gekoesterd.

Zuid-Afrika was essentieel in het leven van Coen Stork. In De rode ambassadeur, het boek waarin hij vertelt over zijn bewogen leven, komt zijn betrokkenheid bij de strijd tegen apartheid uitvoerig aan de orde. Hij keek met verwondering naar een hem onbekende samenleving waarin raciale tegenstellingen het leven volledig beheersten. Een blanke met een neger over straat wandelend zie je hier niet,” schreef hij op de vierde dag van zijn verblijf in Pretoria. Dankzij contacten met oa Mary Benson en Bram Fischer verbreedde hij zijn horizon, al bleef zijn wereld grotendeels blank. In een brief aan zijn moeder beschreef hij hoe hij tijdens het Rivonia-proces werd voorgesteld aan Winnie Mandela: "knapper en mooier dan uit de foto’s lijkt" en: "Heel spannend. De eerste niet-blanke hand die ik in acht maanden tijd in Zuid-Afrika drukte."

Door het zo nu en dan naar huis brengen van zijn wasvrouw Susan kreeg hij een beeld van een ander Zuid-Afrika. De confrontatie met wat hij in Mamelodi zag onthutste hem. Als diplomaat wist Stork een evenwicht te vinden tussen zijn ambtelijke instructies en zijn inituïtie. Op uiteenlopende manieren is Coen Stork zijn hele leven betrokken gebleven bij Zuid-Afrika.

In de loop van zijn diplomatieke carrière vormt zijn inzet voor mensenrechten een rode draad. Het Spanje van dictator Franco, Argentinië ten tijde van de Vuile Oorlog, Cuba onder Castro en vooral de nadagen van Ceaucescu in Roemenie vormden een uitdaging voor de onorthodoxe diplomaat. Onderzoek naar de dossiers van de geheime diensten van de regimes waar hij gewerkt heeft zou boeiende lectuur opleveren. Alleen al het Roemeense Securitatedossier van Stork telt zo’n 1600 pagina’s.

Peter Henk Steenhuis, de journalist die Storks levensverhaal optekende, beschrijft in een In memoriam in het dagblad Trouw hoe de oud-ambassadeur vijf jaar geleden nieuwe hartkleppen kreeg. "Ik heb nu wel een deel van een varken in me, maar ik begin niet te knorren." Na 89 jaar is nu een einde gekomen aan een rijk leven. Voor velen zal Coen Stork voortleven als een kostbare herinnering: een betrokken diplomaat, een erudiete man met gevoel voor humor en zeer aimabel.

Video: Coen Stork vertelt over het proces tegen Mandela naar aanleiding van Jaap Scholtens boek Horizon City.

The post In memoriam: Coen Stork (1928–2017) appeared first on LitNet.

Vyf Suid-Afrikaners en die Taalunie Zomercursus Nederlands (TZN) 2017

$
0
0

Twee weke, vyf Suid-Afrikaanse studente, sewe ure se aanlyn voorbereidingsoefeninge, ’n 16-uur-internskap, 17 ure wat aan uitstappies en ’n besoek aan ’n gasheergesin gewy is, 33 ure van intensiewe werkswinkelbywoning en 120 medestudente van 28 lande regoor die wêreld met een gemene faktor: Nederlands. Van 30 Julie tot 12 Augustus het die Taalunie Zomercursus Nederlands (TZN) vir die 62ste keer in Gent, België, plaasgevind. Hierdie somerkursus word jaarliks deur die Nederlandse Taalunie en die Universitair Centrum voor Taalonderwijs aan die Universiteit Gent aangebied. Die doel van die kursus is om niemoedertaalsprekende Neerlandistiekstudente buite die Nederlandse taalgebied die geleentheid te bied om in ’n Nederlandstalige konteks hulle kommunikatiewe Nederlandse taalvaardighede te verbeter en om met die Nederlandse en Vlaamse samelewing kennis te maak.

Die kursus berus op drie bene: taal, kultuur en beroep. Die doel van die kursus is daarom nie net om studente se Nederlandse taalkennis te verbreed en te verdiep of om die studente aan die Nederlandse en Vlaamse kultuur bloot te stel nie, maar ook om die vraag te beantwoord oor watter beroepsmoontlikhede Nederlandse taalkennis en taalbeheersing bied. Elkeen van die deelnemers het daarom ’n twee dae lange internskap, “stage lopen”, aan ’n Nederlandse of Vlaamse instelling aan die einde van die tweede week van die somerkursus gevolg. Die internskappe word in groepe van twee tot vier studente per instelling gevolg. Na die internskap word hierdie ervaring in ’n plakkaat verwerk wat tydens die laaste aand van die kursus ten toon gestel word. Die laaste aand van die kursus dien as ’n netwerkgeleentheid waar lede van die Nederlandse en Vlaamse publiek, sowel as die instellings waar die internskappe gevolg is, na die plakkaattentoonstelling kom kyk en pryse aan die mees aanskoulike plakkate toeken.

Ter voorbereiding van die internskap woon die studente werkswinkels in verskillende professionele sektore by, naamlik media en politiek, literatuur en kultuur, saaklike en literêre vertaling en taalkunde en didaktiek. Die werkswinkels word aangevul deur uitstappies in die eerste week van die kursus na onder andere die Literatuurmuseum in Den Haag, ’n besoek aan die Europese Parlement en ’n begeleidingstoer deur die Museum voor Schone Kunsten in Gent en die Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent. Hierbenewens besoek gassprekers ook die werkswinkels en volg alle kursusdeelnemers ’n aktiewe werkswinkel oor interkulturele kommunikasie omdat die deelnemers juis van so ’n diverse agtergrond kom.

Vanjaar het vyf Suid-Afrikaanse studente die TZN in Gent bygewoon: SZ Minnaar en Giselle Botha van die Universiteit Stellenbosch, Yolanda Botha van die Universiteit Pretoria en Janet du Toit en Anja van der Merwe van die Universiteit van die Vrystaat. Hierdie studente is eers aan ’n keuringsproses onderwerp voordat hulle gekies is om die TZN 2017 by te woon. Hulle moes ook ’n aantal voorbereidingsoefeninge aanlyn voltooi wat taaloefeninge, die skryf van ’n resensie en die maak van ’n CV-video ingesluit het.

Van links: Janet du Toit, Anja van der Merwe, SZ Minnaar, Yolanda Botha en Giselle Botha

Tydens die kursus volg SZ ’n internskap aan die Cinema Bioscoop in Rotterdam, waar hy in ’n groep van vier drie vertonings van Nederlandse kortfilms organiseer en bemark. Yolanda volg haar internskap by die Instituut voor de Nederlandse Taal, waar sy bekendgestel word aan die geskiedenis van woordeboeke en hoe woordeboekinskrywings vir gedrukte sowel as aanlyn woordeboeke gemaak word. Janet besoek die Stedelijk Museum Aalst in Aalst, waar sy haar verdiep in die werk van die Vlaamse skrywer Louis Paul Boon. Anja was deel van die “jobstudenten” by die Kunstenfestival Watou, waar sy besoekers aan die fees rondgelei het en meer vertel het oor die kuns wat by die fees uitgestal is, en sy was ook verantwoordelik vir die bemanning van die feeswinkel en toegangbeheer tot die fees. Giselle volg ’n internskap by die Poëziecentrum in Gent, waar sy vir die multimediaplatform Paukeslag ondersoek instel na die aanwesigheid van die digter-sanger Gert Vlok Nel in die Lae Lande. Vir al vyf was die TZN ’n onvergeetlike ervaring en die internskappe ’n belangrike komponent van die somerkursus om hulleself in ’n Nederlandstalige professionele omgewing te laat geld.

Saam met die jaarlikse Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN) Winterschool is die TZN een van die min geleenthede wat Suid-Afrikaanse Neerlandistiekstudente kry om nie net met moedertaalsprekers van Nederlanders nie, maar ook met studente van ander universiteite wat die Neerlandistiek bestudeer, in aanraking te kom. SZ, Anja, Yolanda, Janet en Giselle wil daarom die Taalunie, die Universitair Centrum voor Taalonderwijs, die kursusleier Els Verschuere en die onderskeie dosente van die TZN 2017 wat die somerkursus moontlik gemaak het, hartlik bedank dat hulle hierdie geleentheid kon meemaak en ook die Suid-Afrikaanse band met die Lae Lande kon help versterk. Dankie ook aan al die ander rolspelers wat betrokke was by die borg en organisering van die TZN 2017.

Hier onder deel die Suid-Afrikaanse deelnemers aan die TZN 2017 graag hulle indrukke en foto’s van hulle TZN 2017-ervaring.

SZ Minnaar, Universiteit Stellenbosch

Gent is ’n beeldskone stad en dit was ’n groot voorreg om die kursus aan die Universiteit Gent te kon volg. Die belangrikste was om my gesproke Nederlands te verbeter, want ek wil Nederlands so vlot moontlik kan praat en nie ’n tipe Nederkaans nie. Maar naas Nederlands praat, was dit ook geweldig lekker om Neerlandistiekstudente van regoor die wêreld te ontmoet, nuwe dinge te leer en saam die Vlaamse en Nederlandse kulture te beleef. Ek was ook aangenaam verras om te sien waar Neerlandistiek (en in sommige gevalle met Afrikaans as onderdeel) bestudeer word: van Suid-Korea tot Argentinië tot Letland; noem maar op.

Anja van der Merwe, Universiteit van die Vrystaat

Die 62ste Taalunie Zomercursus Nederlands taal, cultuur en beroep was ’n ervaring wat sterk aan enige student aangeraai kan word. Twee mooi en boeiende weke in die stad van Gent, waar drie van die belangrikste komponente van jou hedendaagse bestaan bymekaar gebring word: taal, kultuur en beroep. Taal en kultuur vorm egter deel van jou identiteit en hoe jy jouself as mens kan uitstraal. Die Zomercursus bied die geleentheid om jou stukkie identiteit met 120 ander studente van regoor die wêreld te kan deel, kennisse op te bou of selfs nuwe vriendskappe te vorm. ‘n Besonderse ervaring van twee weke wat deel van jou lewensreis vorm – waar jy besef hoedat mense van regoor die wêreld tog iets gemeen kan hê – taal! Die besondersheid van hierdie multikulturele kursus is hoe elke student die geleentheid gekry het om sy of haar rol as Nederlandse ambassadeur te kon versterk en ook sy of haar kennis te kon verbreed en verdiep in terme van die Nederlandse taal, literatuur en kultuur. Die kursus vorm ’n netwerk van Nederlandse ambassadeurs wat ook jou professionele netwerk as geleerde versterk. ’n Merkwaardige geleentheid wat ek aan enigiemand aanbeveel.

Yolanda Botha, Universiteit Pretoria

Die Nederlandse Somerskool in Gent was vir my een die beste ervarings en geleenthede. Ek het baie geleer van my traject Taal en Didactiek, omdat ek net tale by die Universiteit van Pretoria studeer en nie didaktiek as deel van my kursus doen nie. Ons het soveel geleer van die kultuur en die mense. Twee van die hoogtepunte vir my was die besoek aan die gastgezinnen en die dag wat ons in Den Haag spandeer het. Ek sal graag weer eendag die kursus wil bywoon.

Janet du Toit, Universiteit van die Vrystaat

Die Zomercursus was 'n ongelooflike ervaring vir enige Nederlands-as-vreemde-taal-student. Jy leer nie net die Vlaamse taal en kultuur ken nie, maar ook ander studente van regoor die wêreld se kulture. Dit was besonders om die taal in die praktyk toe te pas en om met moedertaalsprekers te kan omgaan. Die kursus verryk jou lewe en verbreed jou kennis oor Vlaandere en Nederland. Ek sal hierdie kursus vir enigiemand aanbeveel wat 'n passie het vir die Nederlandse taal.

Giselle Botha, Universiteit Stellenbosch

Die TZN 2017 bestaan vir my uit ’n reeks hoogtepunte. Een daarvan was vir seker die besoek aan ’n Vlaamse gastgezin waar Vlaamse gasvryheid eerstehands ervaar kon word. Dit was ook wonderlik om vir twee dae “stage” te loop by die Poëziecentrum in Gent waar my Nederlandse skryfvaardighede op die proef gestel is. Die konfrontasie met ’n uitbeelding van ’n vlugtelingskamp in die SMAK is ook nie iets wat ek gou sal vergeet nie. Die mees betekenisvolle deel van die TZN 2017 is om nou aan ’n internasionale netwerk van Neerlandistiekstudente te behoort wat danksy die sosiale media maklik kontak kan behou en ’n liefde vir Nederlands daagliks met mekaar kan deel!

120 studente van 28 verskillende lande

Die Suid-Afrikaners op café met studente uit Duitsland, Pole en België

SZ en sy mede-“stage”-lopers aan die werk by die Cinema Bioscoop in Rotterdam

Giselle en haar gasgesin in ligte luim

Janet en haar mede-“stage”-loper, Weronika Depka Prodzinska van Pole, by hulle plakkaat van die Stedelijk Museum Aalst tydens die slotaand

Giselle en haar Poolse kollega, Michał Hynas, by hul plakkaat van die Poëziecentrum wat ’n prys gewen het

Eet smaaklijk! Anja, Janet en Yolanda geniet regte Belgiese wafels

Die Blandijn waar die werkswinkels aangebied is

Vanjaar is dit die Universiteit Gent se 200ste bestaansjaar

Die Dulle Griet is ’n kroeg waar 500 verskillende Belgiese biere beproef kan word

Een van die talle mooi Gentse tonele

Weer op café!

Gentse neuzen is ’n eg Gentse lekkerny

The post Vyf Suid-Afrikaners en die Taalunie Zomercursus Nederlands (TZN) 2017 appeared first on LitNet.

Prestasiebeurs van die Van Ewijck-Stigting weer beskikbaar

$
0
0

Daar kan weer aansoek gedoen word vir die Van Ewijck-Stigting se prestasieprys van R75 000. Dit is ’n prys vir bewese prestasies wat reeds gelewer is en verband hou met die doelstellings van die Stigting wat kulturele betrekkinge tussen Suid-Afrika en Nederland in die ruimste sin bevorder. Dit sluit alle vertakkinge van die kunste of wetenskap in.

Aansoeke vir geldelike steun vir toepaslike inisiatiewe en prestasies moet voor 25 November gerig word aan:

Die Sekretaris
Van Ewijck-Stigting
Posbus 1658
Kaapstad
8000

E-pos: nieuwoudt0@absamail.co.za
Tel no: 021-9394009

Agtergrond   

Die Stigting is in Kaapstad gevestig en bevorder al vir ’n geruime tyd kulturele bande tussen Nederland en Suid-Afrika. Die trustfonds, in 1978 gestig deur Sippo Johan van Ewijck van de Bilt (1902–1979), het oor jare heen bestendig gegroei danksy goeie beleggings op die plaaslike aandelebeurs. Van Ewijck was ’n Nederlandse sakeman wat vir ongeveer 40 jaar afwisselend in Suid-Afrika en Nederland gewoon het. Hy het egter ’n besondere liefde vir Suid-Afrika gekoester. Hy en sy vrou, TT van Ewijck, was eienaars van oa die Binnehuis-winkels in Kaapstad en Somerset-Wes wat gehalte meubels verkoop het.

Die eerste vergadering van die Trustees van die Van Ewijck-Stigting is op 3 Maart 1980 gehou. By dié geleentheid was die volgende persone teenwoordig: HC Sandrock (voorsitter, prokureur en vriend van die Van Ewijcks), AA Van Ewijck, AJ Boëseken (bekende historikus), MA Bax-Botha (kultuurhistorikus) en Roy Pfeiffer (hoogleraar in Afrikaanse taalkunde). Die Raad van Trustees bestaan uit ’n aantal plaaslike Nederlands- en Afrikaanssprekende kundiges, onder andere Wium van Zyl, Chris van der Merwe, Peter Hesseling, Ronel Foster, Sonja Loots, Mathilda Burden, Piet Westra, Gawie de la Bat en Andries Visagie.

Die egpaar Van Ewijck het ’n waardevolle versameling van blou-en-wit Oosterse porselein, Hollandse silwer-, koper- en glasware, en meubelstukke – waaronder ’n sewentiende-eeuse kussingkas – in Kaapstad opgebou. By die terugkeer van me Van Ewijck na Nederland in 1981, is hierdie versamelstukke aan die destydse Suid-Afrikaanse Kultuurhistoriese Museum (tans die Slawelosie en deel van die Iziko-Museums) geskenk. Van 1981 tot 2003 is dit in ’n ruim lokaal op die eerste vloer, bekend as die Hollandse Kamer of die Van Ewijck van de Bilt-Kamer, uitgestal.

Die fokusarea van die Stigting is veral die bewaring van die Nederlandse kultuurerfenis in Suid-Afrika; die bevordering van die belange van Nederlandse of Suid-Afrikaanse verenigings met doelstellings wat ooreenstem met dié van die Stigting; en die toekenning van beurse en stipendia aan Suid-Afrikaanse universiteite en tegnikons. Navorsers wat in ’n rigting studeer of werk wat ooreenstem met die uitgangspunte van die Stigting, kan ook in aanmerking kom vir befondsing. Daarby geniet behoeftige, bejaarde Nederlanders wat in Suid-Afrika woon, ook onderskraging van die Stigting.

Instellings en organisasies wat gereeld deur die Stigting ondersteun word, sluit in: die Nederlandse Bibliotheek in die SASNEV-gebou in Pinelands, die Maandblad Zuid-Afrika, die Stigting VOC, die Stichting Nederlandse School te Kaapstad en die Nederlandse komponent van die Afrikaanse Woordfees op Stellenbosch. Meer onlangse skenkings sluit in die Libertaskoor, die Tracing History Trust, die Kaapstadse Simfonie Orkes en die SA Instituut in Nederland. Die Afrikaanse leerstoel by die Vrije Universiteit van Amsterdam word deur die Stigting gesubsidieer. Vlugkoste word dikwels deur die Stiging gedra wanneer musici aan meesterklasse in Nederland gaan deelneem of wanneer navorsers na Nederland reis vir projeknavorsing. Ook die reiskoste van verskeie Nederlandse gassprekers op plaaslike konferensies is deur die Stigting betaal.

Talle ander organisasies het baat gevind by die Stigting. Die Genootskap Nederland-Suid-Afrika is oor die jare gehelp om groepsbesoeke van Nederlandse studente aan Suid-Afrika, en omgekeerd, moontlik te maak. Aan die destydse Suid-Afrikaanse Biblioteek (tans die Nasionale Biblioteek, Kaapstad) is geld beskikbaar gestel vir die restourasie van waardevolle Nederlandse boeke in sy Van Dessin-versameling. Toe die Koninklijke Bibliotheek in Den Haag mikrofilmkameras vir die verfilming van Suid-Afrikaanse koerante aan die Suid-Afrikaanse Biblioteek geskenk het, het die Stigting ingestaan vir die vervoer daarvan na Kaapstad. Die ZASM-Gedenkhuis in Pretoria is gedeeltelik met fondse van die Stigting gerestoureer. Aan die Nederlands Cultuurhistorisch Instituut by die Universiteit van Pretoria is gereeld bydraes gemaak vir die aankoop van Nederlandse boeke en UNISA ontvang jaarliks fondse sodat hulle die subskripsie van Nederlandse tydskrifte kan volhou. Die publikasie van tientalle besondere boeke is ook in die verlede deur die Stigting moontlik gemaak. Hieronder resorteer Dan Sleigh se Die Buiteposte van die VOC, die Codex Witsinii wat deur Iziko-Museums gepubliseer is, verskillende boeke van Karel Schoeman, en die vertalings van Afrikaanse boeke in Nederlands deur Riet de Jong-Goossens.

Hierdie opsomming is nie naastenby volledig nie, maar gee ’n indruk van die belangrike bydrae wat die Van Ewijck-Stiging die afgelope dekades gelewer het om die Nederlandse kulturele erfenis in Suid-Afrika te bewaar en te bevorder. Die werksaamhede van die Stigting is ’n huldeblyk aan die nagedagtenis van die Van Ewijcks wat met hulle visioenêre blik – en ruim erflating – alles moontlik gemaak het.

The post Prestasiebeurs van die Van Ewijck-Stigting weer beskikbaar appeared first on LitNet.

Persbericht: Jan Schinkelshoek nieuwe voorzitter Stichting Zuid-Afrikahuis, Nederland

$
0
0

Door Sebastiaan ter Burg, Utrecht, Netherlands Derivative, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=11670417

Jan Schinkelshoek wordt de nieuwe voorzitter van de Stichting Zuid-Afrikahuis, Nederland. Hij wordt per 6 januari 2018 de opvolger van Jan Donner die heeft aangegeven na vijftien jaar het voorzitterschap te willen beëindigen.

Jan Schinkelshoek (1953, Capelle aan den IJssel) is oud-lid van de Tweede Kamer (CDA). Werkend op het snijvlak van journalistiek, media en communicatie, was hij oa hoofdredacteur van de Haagsche Courant en directeur communicatie van Rabobank. Sinds 2010 heeft hij een eigen communicatie-adviesbureau in Den Haag.

Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland is voortgekomen uit een aantal organisaties die teruggaan tot 1887 en statutair het Nederlands economische en culturele belang in Zuid-Afrika willen bevorderen. Concreet betekent het dat de Stichting zich inzet voor het Afrikaans en de verbondenheid tussen die taal en het Nederlands. De stichting exploiteert het Zuid-Afrikahuis aan de Keizersgracht in Amsterdam (bibliotheek, archief, evenementen), en verleent onder meer subsidies in Nederland (Week van de Afrikaanse Roman, Studiefonds voor Zuid-Afrikaanse studenten) en Zuid-Afrika (Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere (Kaapstad). Ook is de stichting leerstoelhouder van de bijzonder hoogleraar Zuid-Afrikaanse literatuur, cultuur en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. 

"Ik ben een onbeschreven blad als het om Zuid-Afrika gaat", zegt Jan Schinkelshoek. "Maar ik zie goede mogelijkheden om de culturele banden te versterken. Het Zuid-Afrika Huis kan er een belangrijke, stimulerende rol bij spelen."

Tijdens de nieuwjaarsreceptie op 6 januari vindt de voorzitterswissel plaats.

The post Persbericht: Jan Schinkelshoek nieuwe voorzitter Stichting Zuid-Afrikahuis, Nederland appeared first on LitNet.

Zuid-Afrikahuis: Programma, December 2017

$
0
0

Programma December 2017

Donderdag 7 december 2017, 19.30 uur, Film + inleiding

Beautiful in Beaufort-Wes – muziekdocumentaire over Gert Vlok Nel
(Nl, 2006, 54 min, Afrikaans gesproken, Nederlands ondertiteld)

Regie: Walter Stokman
Met: Gert Vlok Nel, Albert Nel en Eida Avenant

Beaufort-Wes is een stadje in de Groot Karoo, de halfwoestijn tussen Kaapstad en Johannesburg. Een van zijn bewoners is de Zuid-Afrikaanse dichter/songschrijver Gert Vlok Nel. Hij is geboren in 1963, het jaar dat het apartheidsregime strenge censuurwetten invoerde en Nelson Mandela op Robbeneiland gevangen werd gezet. Door zijn mediaschuwe houding en zijn schaarse, maar hoogwaardige productie is Vlok Nel uitgegroeid tot een cultfiguur.
Walter Stokman zocht hem op in Beaufort-Wes, waar hij bij zijn vader inwoont, en maakte een prachtige, sfeervolle documentaire vol weemoedige teksten, die vooral over persoonlijk leed gaan. Pa Vlok Nel leest enkele gedichten van zijn zoon voor. Het koor van een blanke middelbare school zingt, begeleid door gitaar, Vlok Nels lied "Rivier".
Voorafgaand aan de filmvertoning zal filmmaker Walter Stokman een korte inleiding houden en naderhand vragen van het publiek beantwoorden.                                                                                                                   

Reserveren: evenementen@zuidafrikahuis.nl
Toegang: € 7,50
Zaal open: 19.00 uur / aanvang 19.30 uur


 

Zaterdag 16 december 2017, 14.00–16.00 uur, kookworkshop

Afrikos – “self gebakte geskenke”

Zelfgemaakte hapjes, mooi ingepakt voor onder de kerstboom. Kom zelf de heerlijkste zoete en zoute hapjes maken en pak ze in mooie verpakkingen in om cadeau te geven.

Desember, ’n heerlike maand om te ‘gee’! AfriKos help jou hierdie Desembermaand om iets uit die warmte van jou kombuis te gee, ’n self bereide en verpakte Kersgeskenk! Kom leer hoe jy kreatief kan wees om happies soos lepelsteeltjies, kaaskoekies, blatjang en truffels om te tower tot die mooiste Kersfees-geskenke! Jy kan sefs jou eie “speseryreënboog” saamstel. Ons gaan die happies vir mekaar feestelik bottel of verpak en kan so ook sommer baie van mekaar leer.

Jy gaan huistoe met lekkernye, die resepte en boordevol inspirasie! Verder sal daar ekstra Kersverpakking en versiering beskikbaar wees om direk aan te skaf vir die geskenk wat jy tuis gaan maak.

Leoné de Beer van Afrikos vertelt hoe en helpt om zelf kleine zoete, zoute en glutenvrije hapjes uit de Afrikaanse keuken te maken! Recepten natuurlijk mee na afloop.

Reserveren: evenementen@zuidafrikahuis.nl
Toegang: € 20,- (inclusief 6 ingepakte hapjes), exclusief extra aan te schaffen verpakkingen

Bij te weinig aanmeldingen, kan de workshop niet doorgaan.
(Zaal open: 13.30 uur) - Aanvang: 14.00 uur / Einde: 17.00 uur


 

In het pand aan de Keizersgracht woont sinds de verbouwing in 2016, elke twee maanden een andere journalist uit Zuid-Afrika. Met diverse achtergronden en interesses, komen zij gedurende 8 weken de stad Amsterdam, de Nederlandse (moeder-)taal en een nieuwe omgeving opsnuiven.

De medewerkers van het Zuid-Afrikahuis hebben regelmatig contact met ze over thema’s, contacten, adviezen en we proberen ze een beetje "thuis" te laten voelen in de voor hun zo vreemde stad. 

Dat er heel verschillende ervaringen en avonturen beleefd worden is terug te zien in een paar leuke impressies.

Kijk eens op  http://www.zuidafrikahuis.nl/node/4164 naar een paar indrukken van de journalisten van Netwerk24 die sinds februari 2016 in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam woonden. Wat vinden ze van Nederland en de Nederlanders? En welke betekenis heeft deze buitenlandse ervaring voor hun werk en loopbaan, "terug by die huis"?

De bibliotheek van het Zuid-Afrikahuis is van zaterdag 23 december t/m maandag 8 januari 2018 gesloten.

The post Zuid-Afrikahuis: Programma, December 2017 appeared first on LitNet.

zwart op wit: Kroniek van een Cultureel Verdrag

$
0
0

Keorapetse Kgositsile (Foto: Youtube)

Kroniek van een Cultureel Verdrag. Sleutelmomenten in 1976 en 1982

Keorapetse Kgositsile en Bert Schierbeek. “Art contra Apartheid” en “De kulturele stem van het verzet”

Tussen velerlei archivalia met betrekking tot Breyten Breytenbach, geconserveerd in het Letterkundig Museum in Den Haag dat thans is herdoopt in Literatuurmuseum, bevindt zich een fraai uitgegeven brochure met als titel zwart op wit. een ander zuid-afrika. De bronnen zijn enkele jaren geleden door Adriaan van Dis gedeponeerd in de archiefinstelling. De anthologiebundel maakt deel uit van een verzameling met gestencilde teksten van toespraken, persoonlijke aantekeningen, programmabrochures en tijdschriftafleveringen die enkele culturele boycotacties in Nederland tegen de apartheidsregering van Zuid-Afrika documenteren.

Schierbeek en Kgositsile in 1976

Aanleiding voor de uitgave van zwart op wit is de conferentie “Kunst tegen Apartheid/Art contra Apartheid”. In maart 1976, kort voor de gewelddadige onderdrukking van de opstand in Soweto (16 juni), organiseerde het politiek-cultureel centrum De Populier de bijeenkomst in Amsterdam. Het zogeheten Werkcongres Zuidafrikaanse Kunstenaars, georganiseerd door de literatuurwetenschapper Mineke Schipper, groepeerde Zuid-Afrikaanse kunstenaars in ballingschap en bracht ze op de bühne voor een Nederlands publiek. zwart op wit bundelt teksten van medewerkers van de Anti-Apartheids Beweging Nederland (Jacques Meersman en Jan Schipper) en van Alan Boesak. Naast verhalen, onder anderen van de zwarte verzetsschrijver Alex de Guma, geboren in het Kaapse District Six en overleden in Cuba, is poëzie opgenomen van de hand van Breyten Breytenbach, enkele maanden eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, Dennis Brutus, Keorapetse Kgositsile, Mazisi Kunene, Wally Serote en Adam Small. Op twee vertalingen van Adriaan van Dis na (Breytenbach en Small) zorgde Mineke Schipper voor de redactie en het overige Nederlandse vertaalwerk. Uit het dankwoord blijkt dat Van Dis van dichtbij betrokken was bij de totstandkoming van de gelegenheidsuitgave.

Een van de gebloemleesde en vertaalde Zuid-Afrikaanse ballingen is Keorapetse Kgositsile, volgens Wikipedia bijgenaamd “Bra Willie”: prominent lid van het ANC en sinds 1961 en het verbod op het lidmaatschap van de partij in Zuid-Afrika op de vlucht voor het apartheidsregiem. Eerst was hij gedomicilieerd in de Verenigde Staten (1962-1975), daarna in Dar es Salaam en later werkte hij als professor literatuurwetenschappen in de Keniaanse hoofdstad Nairobi vooraleer terug te keren naar zuidelijk Afrika (Botswana, Zambia, terug in Zuid-Afrika in 1990). In 2006 is hij benoemd als de eerste Poet Laureate van Zuid-Afrika. Het colofon in zwart op wit maakt melding van zes dichtbundels die hij tot dat jaar (1976) publiceerde, overwegend in de VS: Spirits Unchained, For Melba, My Name is Africa, The Present is a Dangerous Place to Live, Places and Bloodstrains en Heartprints. Kgositsile nam als invloedrijke dichter, hij was naar verluidt een brugfiguur tussen de Afrikaanse en Amerikaanse dichtkunst en nauw betrokken bij de jazzscene van New York City, deel aan “Art contra Apartheid”, de eerste groots opgevatte aanzet in Nederland van een culturele boycotbeweging tegen apartheid. De brochure is een van de realisaties van de werkconferentie.

Zoals bekend trad ook Bert Schierbeek op: de toneeltekst Statements After an Arrest Under the Immorality Act (1972) van de hand van Athol Fugard heeft hij samen met de Zuid-Afrikaanse acteur en vertaler Anthony Akerman naar het Nederlands omgezet (Verklaringen na een arrestatie onder de immoraliteitswet). In 1976 is het stuk in Nederland gespeeld door Poëzie Hardop. Over de activiteiten en publicaties van Schierbeek in de jaren zeventig en begin tachtig zijn elders bevindingen gepubliceerd, waarbij zijn betrokkenheid bij Poetry International, als lid van het Breytenbach-comité en militant bij boycotacties tegen Pretoria zijn gememoreerd. Wat in ieder geval moet worden aangevuld is Schierbeeks deelname aan de stichting Cultureel Alternatief Zuid-Afrika, dat de culturele banden met het ANC wilde aanhalen na het ontbinden van het Cultureel Verdrag. Dat engagement was het directe gevolg, met name een besluit, van de werkconferentie in Amsterdam. Daarover handelt het volgende kapittel. http://www.litnet.co.za/de-ogen-van-niemand-steve-biko-de-poezie-van-bert-schierbeek/ en http://www.litnet.co.za/schrijvers-het-verzet/.

Schierbeek en Kgositsile in 1982

In een van de bijdragen heb ik uitgeweid over de samenwerking van Schierbeek met Kgositsile. Na de openingsavond en de toespraak van Conny Braam, voorzitter van de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN), openden beiden de conferentie “De kulturele stem van het verzet/The cultural voice of resistance” (13-18 december 1982) met “Nederlandse en Zuidafrikaanse kunstenaars tegen apartheid”. De samenkomst met toespraken, debatten en culturele manifestaties in De Balie, De Melkweg en Paradiso was een initiatief van de AABN, De Populier en de Nederlandse Organisatie voor Internationale Ontwikkelingssamenwerking (Novib). Op de eerste congresdag, dinsdag 14 december, presenteerden Kgositsile en Schierbeek elk een militant conferentiestuk en gingen met het publiek in gesprek. De Zuid-Afrikaanse protestdichter trad daarenboven op tijdens “Poëzie tegen apartheid” op vrijdag 17 december in De Balie. Centrum voor theater, politiek en literatuur op het Leidseplein. Ook Kopland, Ten Berge en Vinkenoog, de Surinaamse schrijvers Astrid Roemer en Edgar Cairo, en Zuid-Afrikanen onder wie Lindiwe Mabuza, Cosmo Pieterse en Wally Serote namen deel aan dat optreden.

Culturele protestmanifestaties en het failliet van een verdrag

Beide conferenties, “Kunst tegen Apartheid” (1976) en “De kulturele stem van het verzet” (1982), zijn maar enkele acties van de in Nederland proactieve culturele boycotbeweging. zwart op wit is in een omvangrijk corpus van brochures en gelegenheidspublicaties een van de meest belangwekkende realisaties van de AABN. De Nederlandstalige bloemlezing uit werk van Zuid-Afrikaanse antiapartheidsactivisten verdient nadere beschouwing, zeker in het licht van de in de jaren zestig en zeventig toenemende (politieke) weerstand in Nederland tegen het Cultureel Akkoord tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Unie van Zuid-Afrika, getekend op 31 mei 1951. Nadat eind 1975 de AABN het rapport Tegen het Cultureel Akkoord met Zuid-Afrika heeft gepubliceerd, gaf “Art contra Apartheid’ aanleiding tot de bevriezing van het Verdrag. Adriaan van Dis, met geregeld uitgebreide journalistieke bijdragen over Zuid-Afrikaanse kwesties, wijdde in 1975 een opgemerkte beschouwing aan het gecontesteerde Cultureel Akkoord in het “Cultureel Supplement” van NRC Handelsblad. Het krantenknipsel bevindt zich in de documentatiemap over ‘De kulturele stem van het verzet.” Zes jaar na de moord op Steve Biko in 1977 is het CA opgeheven. Het congres “De kulturele stem van het verzet” kan worden beschouwd als een eindpunt van dat proces. In 1983, enkele maanden na de week in Amsterdam, is het Cultureel Akkoord finaal doodverklaard. De rol van Keorapetse Kgositsile en Bert Schierbeek in 1976 respectievelijk 1982 is van bijzonder belang gebleken. Het is geen toeval dat ook in 1982 in het Nederlands vertaalde gedichten van Kgositsile zijn gepubliceerd, in manifesten en periodieken die in Nederlandse boycotkringen ruim zijn verspreid.

Een prachtig getuigenis van de inmiddels 79-jarige Kgositsile over het voor hem meest inspirerende boek staat op YouTube:

De hier aangekaarte kwestie wordt verder geëxploreerd tijdens de dubbelconferentie “CROSS-OVER te gast bij CARAN” met als thema Antilliaanse, Surinaamse en Nederlandse literatuur. Transnationalisme, interculturaliteit en intercontinentaliteit” (Universiteit van Aruba, Oranjestad, 22 november 2017). Bij die gelegenheid spreek ik over de aanwezigheid van Antilliaanse en Surinaamse proteststemmen in de Nederlandse culturele boycotacties tegen Zuid-Afrika. Deze online bijdrage is een satelliettekst van het veel grondiger vertoog dat ik tijdens het symposium presenteer. De tekst wordt later gepubliceerd in een themanummer van Werkwinkel. Tijdschrift voor Nederlandse en Zuid-Afrikaanse studies.

Met dank aan het Literatuurmuseum en aan Adriaan van Dis voor het verlenen van de toelating om het archief te bestuderen.

The post <i>zwart op wit</i>: Kroniek van een Cultureel Verdrag appeared first on LitNet.

Akademiese gesprekke in Amsterdam: ’n Simposium oor die kuns van debat betreffende kultuur en die Suid-Afrikaanse openbare sfeer

$
0
0

Simposium in Amsterdam: “The art of debate: Culture and the South African public sphere”

Op 9 November in die middel van Amsterdam by Keizersgracht 141, ’n adres wat elke Suid-Afrikaner in die gragtestad behoort te besoek, is daar ’n belangwekkende simposium in die Zuid-Afrikahuis gehou oor kultuur en die openbare domein in Suid-Afrika met die tema “The art of debate: Culture and the South African public sphere”. Margriet van der Waal, as besondere hoogleraar Suid-Afrikaanse letterkunde, kultuur en geskiedenis aan die Universiteit van Amsterdam (UvA), open die simposium. Dit is die eerste akademiese byeenkoms wat onder haar leiding as leerstoelhouer geskied in samewerking met die Zuid-Afrikahuis en ASCA (Amsterdam School of Cultural Analysis), een van UvA se navorsingskole in die Fakulteit Geesteswetenskappe. Die sprekers se kundigheid, en die diversiteit van hul verwysingsraamwerke in onder meer letterkunde, kuns en kultuur, asook die invloed van hul diverse akademiese opleiding in lande soos Nederland, Suid-Afrika, Rusland en Duitsland, sorg vir ’n geslaagde simposium met prikkelende perspektiewe en ’n uitwisseling van waardevolle idees.

Die eerste spreker, Rosemarie Buikema, professor van Kunst, Cultuur en Diversiteit aan Universiteit Utrecht, asook wetenskaplike direkteur van die Graduate Gender Programme, lewer ’n belangwekkende referaat oor eienaarskap van die publieke domein getiteld “Who owns the public space?”. Sy verwys na die studenteveldtogte “Rhodes Must Fall” en “Fees Must Fall” se pogings om Suid-Afrikaanse universiteite te dekolonialiseer. Een van die mees ekstreme voorbeelde van “dekolonialisering” was verlede jaar se brandstigting by die Regsfakulteit se biblioteek op die KwaZulu-Natal-universiteitskampus, waartydens waardevolle en onvervangbare boeke deur die vlamme verwoes is. Buikema voer aan dat een van die beweegredes vir hierdie aksie gebaseer is op ’n groep studente se spesifieke interpretasie van sekere stellings uit Franz Fanon se The wretched of the earth (1961): dat ’n nuwe wêreld uit die as van ’n oue kan ontstaan. Dit blyk dat die studente Fanon se uitings letterlik verstaan het, aangesien daar later ook geboue en monumente verbrand en beskadig is. Tydens die chaos van die studente-optogte nooi die Universiteit van Kaapstad Achille Mbembe uit om die studente toe te spreek. Buikema ontleed Mbembe se toespraak, “The de-colonization of the university and the question of the archive” op noukeurige wyse en jukstaponeer sy dinkproses met beelde wat deur Suid-Afrikaanse kunstenaars vervaardig is in reaksie op dieselfde vraagstuk: Hoe hanteer mens ’n nalatenskap van sosiale uitsluiting? Daar word spesifiek verwys na die kuns van Wim Botha en Sethembile Msezane as eksperimentele wyses van “rerooting” en “recentring” van die geskiedenis. Buikema glo dat die geesteswetenskappe ’n plig het teenoor die samelewing: “I firmly believe that one of the primary responsibilities of the humanities is to respond to effects caused by experiences of injustice, exclusion, and neglect.”

Lees gerus haar onlangse publikasie, Revoltes in de cultuurkritiek (2017), vir meer inligting oor veral die verhouding tussen kuns en politieke oorgang, sowel as moontlike antwoorde op die bostaande vraag oor hoe mens moet omgaan met ’n erfenis van uitsluiting en onderdrukking.

Rosemarie Buikema

Die volgende spreker was Carrol Clarkson, hoogleraar van Engelstalige Moderne Letterkunde aan die UvA en voormalige professor en departementshoof van Engelse letterkunde aan die Universiteit van Kaapstad. Met ’n insiggewende praatjie oor subjektiwiteit en die wet, getiteld “Redrawing the lines”, kyk sy na onder meer die rol van estetika in sosiale geregtigheid. Haar huidige navorsing bou voort op haar belangwekkende boek Drawing the line: Towards an aesthetic of transitional justice (2013). Haar belangstelling in die politieke oorgang in Suid-Afrika lê veral by die waarde van die subjektiewe betrokkenheid van die kunste wat aangewend kan word om op nuutgevonde wyse oor ’n meer regverdige samelewing te dink. Met ’n wye verwysingsraamwerk van vooraanstaande Suid-Afrikaanse skrywers, kunstenaars en regsteoretici ontwikkel Clarkson ’n teorie oor hoe die materiële uitdrukkings van subjektiewe toewyding verstaan kan word om by te dra tot, eerder as om afbreuk te doen aan, die proses wat tot ’n regverdiger samelewing kan lei:

I’m developing a theory of how the material expressions of subjective commitment could be understood to contribute to, rather than to detract from, the working-towards a more just society.

Sy brei hierop uit:

In writing, speech, and other forms of cultural and political expression, we create and change the sensory fields of what can be seen and heard. These sensory fields have traction on our thoughts, and affect social perceptions of what counts and of what matters. These perceptions, in turn, delineate the contours of personal, political and cultural commitments; the margins of exposure of one to another.

In haar interessante betoog verwys sy ook na voormalige Suid-Afrikaanse regters soos Yvonne Mokgoro, Albie Sachs en Zak Yacoob en ondersoek die subjektiewe en menslike aard van die regsproses wat gewoonlik as bloot objektief beskou word.

Hein Willemse en Carrol Clarkson

In sy tweeledige akademiese hoedanigheid as beide professor in Afrikaanse letterkunde by die Universiteit van Pretoria en die eerste bekleër van die leerstoel Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij by Universiteit Gent in België kon Hein Willemse ook sy unieke stem toevoeg tot die simposium met sy referaat oor “Frayed South African identities and contested cultural spaces”. Afrikaans is ’n veelsydige taal wat deur verskeie rasgroepe gepraat word, maar soos Willemse tereg uitlig, was die nie-Afrikaner-Afrikaanssprekendes in die apartheidsjare nie op enige mediaplatform uitgebeeld of verteenwoordig nie – nie in koerante, tydskrifte, televisiekanale of op radiostasies nie. In sy ondersoek na die ingewikkelde vraagstukke betreffende Suid-Afrikaanse identiteit en betwiste kultuurruimtes betrek hy teoretici soos Jürgen Habermas en Nancy Fraser en ondersoek hul begrippe van “publieke sfeer” en “subaltern counterpublics”.

Willemse bestudeer tersaaklike kwessies oor Afrikaans as taal, ’n Afrikaanse identiteit en ’n oorkoepelende Suid-Afrikaanse identiteit in die hedendaagse Suid-Afrika. Die Afrikaanse taal bly steeds ’n hoogs gepolitiseerde saak, soos steeds te sien is in die Suid-Afrikaanse media. Hy opper vrae soos: Hoe trek die meeste Afrikaanssprekendes wat swart en arm is, voordeel uit hierdie boonste-middelklas-aanbiedinge? Hoekom lyk dit of die mediaprodukte, tradisionele of nuwe media, soos vroeër, hoofsaaklik die verstedelikte, ontwikkelde minderheid van Afrikaanssprekendes, eerder as die meerderheid daarvan, weerspieël? Wat moet ons doen oor die ander inheemse tale in Suid-Afrika? Hoe sal daar vir hulle voorsien word in die era van Engels as die de facto nasionale taal? Willemse merk tereg op dat gegewe die balans van politieke mag, die spanning rondom ekonomiese geregtigheid in Suid-Afrika en die onstabiele aard van “rasverhoudinge”, hierdie soort privatisering van kultuur, met sulke waargeneemde voorkeurbehandeling van Afrikaans deur ’n mediamaatskappy, in die lig van die ontmagtiging van alle inheemse tale, in die toekoms ’n netelige kwessie kan word. Sy slotopmerkings oor die Suid-Afrikaanse openbare ruimte en politieke wanadministrasie lui:

The public sphere of the early 21st century looks very different than in the apartheid era. Social and cultural spaces have opened up, and people have achieved much during their sustained political struggle. Yet, in some regards little has changed. The clamour for economic access, for decent employment and housing, for adequate schooling has not been silenced.

Ksenia Robbe, assistentprofessor by die Universiteit Leiden se Centre for the Arts in Society, bespreek in haar referaat, “Curating South African post-post-apartheid”, die rol van kuns in die ondersoek na voortdurende konflikte wat deur kolonialisme geproduseer of beïnvloed word. Sy voer aan dat in hierdie nuwe historiese Suid-Afrikaanse tydperk van post-postapartheid die strategieë om Suid-Afrika se geskiedenis en kultuur te bespreek en te verteenwoordig in sommige opsigte nie op peil is met die huidige toestand in die land nie. Sy fokus op strategieë van kuratoriese uitstallings as een van die mees sigbare voorstellings van die geskiedenis. In haar gedetailleerde en verhelderende bespreking van hierdie onderwerp verwys sy na uitstallings soos die onlangse Goede Hoop: Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600-tentoonstelling by die Rijksmuseum, asook die gepaardgaande kritiek wat in die media verskyn het oor aspekte soos die skeiding tussen die geskiedenis en die hede, en dat daar steeds namens die Ander gepraat word. Sy lig ook verskeie ander tentoonstellings uit waarin Suid-Afrika en Nederland met mekaar skakel (insluitend tentoonstellings in Nederland oor Suid-Afrikaanse kuns), sowel as verwysings na kunstenaars soos Brett Murray, Mohau Modisakeng en Simangaliso Sibiya. Aspekte van geheue, taal en beliggaming word ook bespreek.

Robbe kyk ook na kolonialisme se rol in die verkenning van historiese prosesse en hul gevolge, eerder as om hul betekenis te bepaal. Nog ’n aspek wat sy uitlig, is dat vrae oor dekolonisering in Suid-Afrika en gepaardgaande debatte nie meer binne die land vervat kan word nie en die argiewe van kolonialiteit ook nie na ruimtes buite bereik versend kan word nie. Ten slotte merk Robbe op dat die bespreking van hierdie kwessies ’n aspek is wat Suid-Afrika sal kan bydra tot die wêreldwye postkoloniale gesprek: “Generating discussion of these issues is one of the things that South Africa will doubtlessly contribute to the growing awareness of enduring colonial structures in Europe and elsewhere.”

Ksenia Robbe

Ismail Mahomed (foto verskaf)

Deur die loop van die middag kon Ismail Mahomed, hoof uitvoerende beampte van die Markteater Stigting (Market Theatre Foundation), danksy die kuberruimte, vanuit Johannesburg die simposium “bywoon”. Hy het die gehoor in klank en beeld via ’n video-oproep toegespreek oor Casa (Culture in Another South Africa) se 30-jaar-erfenis by die Markteater in “Remembering Casa at the Market Theatre”. In Desember 1987 het meer as 300 Suid-Afrikaanse kunstenaars in Amsterdam se teaters opgetree en gesprekke gevoer oor Suid-Afrika se toekoms as ’n vry land met ’n ryk en diverse kultuur. Vanjaar van 14 tot 18 September, 30 jaar na die Casa-byeenkoms, het ’n kontingent van Nederlandse en Suid-Afrikaanse kunstenaars weer verenig, dié keer by die Markteater Stigting. Die program, Casa: Looking back / Looking forward, was aangebied deur die Markteater Stigting in vennootskap met die Nederlandse Ambassade in Suid-Afrika. Die vyfdaagse multidissiplinêre program het onder meer filmvertonings, optredes en werkswinkels ingesluit wat gesorg het vir kulturele uitwisseling van vaardighede en kreatiewe denke. Mahomed voer aan dat die jeug ’n land vorm en dat juis daarom dialoë tussen generasies (“intergenerational dialogue”) van die uiterste belang is. Elke nuwe generasie van kunstenaars raak betrokke by ’n stryd, en selfs met beperkte hulpbronne maak hulle skeppings. Die kunste, merk Mahomed insiggewend op, is die katalisator waardeur mense dialoog kan skep.

Magriet van der Waal (Dirk Gillissen)

Hierdie simposium oor die kuns van debat rakende kultuur en die Suid-Afrikaanse openbare sfeer het gedien as ’n transnasionale Suid-Afrikaanse ruimte in Nederland waar mense met ’n opregte belangstelling in Suid-Afrikaanse vraagstukke met mekaar in gesprek kon tree. Kwessies van postkolonialisasie is natuurlik nie slegs binne Suid-Afrika se grense van belang nie, maar is wêreldwyd ’n pertinente vraagstuk waaroor diepsinnige dialoë gevoer word. Dié leersame middag het op tipies Nederlandse wyse met ’n gesellige borrel afgesluit.

Foto's: Elize Zorgman

The post Akademiese gesprekke in Amsterdam: ’n Simposium oor die kuns van debat betreffende kultuur en die Suid-Afrikaanse openbare sfeer appeared first on LitNet.


Arubaanse notitie

$
0
0

Breyten Breytenbach (Foto: Naomi Bruwer)

Ruim veertig jaar geleden, om precies te zijn in 1976, verscheen in Nederland de gestencilde brochure aan breyten breytenbach. Bureau Poetry International, Kunststichting Rotterdam en het Breytenbach-comité verzamelden dichters uit binnen- en buitenland naar aanleiding van de opsluiting in isolement van de antiapartheidsstrijder Breyten Breytenbach. De uitgave gericht aan Breytenbach is een morele steunbetuiging en een door dichters ondernomen uitdrukking van verzet tegen een fundamentele daad van onrecht. In de jaren zeventig beleefde de culturele boycotbeweging tegen het misdadige apartheidsbewind in Pretoria een hoogtepunt. Het Breytenbach-comité is in 1975 opgericht naar aanleiding van Breytenbachs arrestatie en de veroordeling door het hooggerechtshof. Breytenbach was al langer aanwezig in Nederland, in de jaren zestig onder meer met schilderijtentoonstellingen in Galerie Espace en bijdragen in H.C. ten Berges tijdschrift Raster. Sinds 1971 was Breytenbach in Nederland een gewaardeerde gast tijdens bijeenkomsten van Poetry International, ieder jaar door Martin Mooij georganiseerd in Rotterdam.

Hetzelfde jaar had in Amsterdam de conferentie “Art contra Apartheid” plaats. De fraai uitgegeven anthologiebundel zwart op wit (1976) met door Adriaan van Dis en Mineke Schipper vertaalde teksten van Zuid-Afrikaanse politieke ballingen en proteststemmen is daarvan de blijvende getuigenis. De artistieke en politieke protestacties in Nederland volgden elkaar op en zijn onder meer geïnitieerd door de Anti Apartheids  Beweging Nederland onder het voorzitterschap van Conny Braam, en het politiek-culturele centrum De Populier in Amsterdam.

Maatschappelijk betrokken schrijvers in de Lage Landen – ook enkele Vlamingen participeerden – en dichters die al eerder optraden op uitnodiging van Poetry International, onder wie Michael Krüger, Vasko Popa, Wahyu Rendra en Jerome Rothenberg, leverden met gelegenheidsgedichten een bijdrage voor de brochure aan breyten breytenbach. Over velerlei acties en bijzondere publicaties in de zeventiger jaren, alle tot stand gekomen in de boycotbeweging in Nederland, heb ik eerder geschreven.

Surinaamse en Antilliaanse stemmen in de culturele boycot

Tijdens het colloquium Cross-Over “te gast bij CARAN” (Caribische Associatie voor Neerlandistiek) in Oranjestad op 22 november 2017 wordt de aanwezigheid van Antilliaanse en Surinaamse schrijvers tijdens de culturele boycot van het apartheidsregime onder de aandacht gebracht. Het is niet genoeg bekend dat ook menig Caribisch schrijver een rol speelde in het verzet: Surinamers en Antillianen (pas na 1986 hebben Arubanen een eigen statuut binnen het Koninkrijk der Nederlanden) leverden teksten voor speciale protestuitgaven in de loop van de jaren zeventig en begin tachtig, traden op tijdens dichtersmanifestaties, schreven romans, gedichten en toneelteksten waarin de onderdrukking van miljoenen mensen in Zuid-Afrika aan de kaak is gesteld. In het referaat wordt aandacht gevraagd voor de zwarte stem van de Nederlandse boycotbeweging. De tentoonstelling Goede Hoop in het Rijksmuseum, afgelopen voorjaar, heeft met de Caribische schrijversstemmen geen rekening gehouden. Ze worden nauwelijks vermeld in de catalogus Goede Hoop. Betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika (2017) en hun bijdragen worden zeer ten onrechte bescheiden genoemd.

Het congres van de Universiteit van Aruba, met als thema “Antilliaanse, Surinaamse en Nederlandse literatuur. Transnationalisme, interculturaliteit en intercontinentaliteit”, tracht aan de hand van gevalstudies Nederlands-Caribische literatuur en trans-Atlantische relaties in de Nederlandse literatuur voor het voetlicht te brengen. Door drie continenten met elkaar te verbinden – de Antilliaanse en Surinaamse deelname aan de Nederlandse culturele boycotbeweging tegen het regime in Zuid-Afrika – kan een belangrijke lacune in het vertoog over acties van de Anti Apartheids Beweging Nederland worden aangestipt en met vooralsnog onontgonnen archiefmateriaal opgevuld. Het archief Breytenbach, door Adriaan van Dis geschonken aan het Letterkundig Museum in Den Haag, bevat wat dat betreft een schat aan gegevens waarin participatie vanuit de Cariben uitvoerig wordt gedocumenteerd.

Veertig jaar later

Naar aanleiding van het symposium informeerde ik Breyten Breytenbach over mijn onderzoek en de poging belangstelling te genereren voor de meer dan louter bescheiden bijdrage van Surinamers en Antillianen in de verzetsbeweging tegen apartheid. Breytenbach roemt in een persoonlijke brief zijn collega-schrijvers Frank Martinus Arion en Edgar Cairo met de volgende dithyrambe: “echte denkers, goeie dichters, moedige strijders”. De betrokkenheid van deze auteurs verdient inderdaad meer dan een aanvullende voetnoot. De eerste aanzet wordt aan de Universiteit van Aruba geformuleerd.

Wat een merkwaardig toeval moet worden genoemd en een bijzonder voorrecht is dat een dichter, met een gedicht aanwezig in de bundel aan breyten breytenbach, de conferentie bijwoont. Sjoerd Kuyper, bekend van veelgelezen kinder- en jeugdboeken, auteur van het Kinderboekenweekgeschenk in 2000, bekroond met Zilveren en Gouden Griffels en vooral de Theo Thijssen-prijs voor kinder- en jeugdliteratuur (2012), herinnert zich naar eigen zeggen niet zoveel van de betrokkenheid bij de gelegenheidsuitgave. Het is dan ook vier decennia geleden dat hij vanuit zijn sociale bekommernis en weerzin voor het lot dat Breytenbach en met hem miljoenen zwarten in Zuid-Afrika beschoren was een gedicht leverde voor de bundel.

Niet alleen is het een privilege op Aruba over de stem van Arubanen, Antillianen en Surinamers te kunnen spreken in hun acties tegen Pretoria. Vooral “De kulturele stem van het verzet” in 1982 is een belangwekkende manifestatie waaraan onder anderen Astrid Roemer bijzondere bijdragen leverde. Ook de ontmoeting met Sjoerd en Margje Kuyper behoort tot dat privilege. Of hoe na veertig jaar een verhaal zich verder schrijft tijdens de conferentie Cross-Over. En een dichter wordt herinnerd aan zijn actieve betrokkenheid bij een protestbeweging die vandaag in Nederland alleen nog reductionistisch wordt beschreven. De stem van de Nederlandse Antillen en het op dat ogenblik (1975) pas onafhankelijk geworden Suriname, van schrijvers in exil, moet in het onderzoek betrokken worden. Tijd voor een noodzakelijke rechtzetting. Dat ik dit aandachtspunt mag formuleren in aanwezigheid van de minzame Sjoerd en Margje Kuyper, directe getuigen van en participanten in (een hoofdstuk van) de Nederlandse boycotbeweging, ervaar ik als deel van het mij te beurt vallende privilege.

http://versindaba.co.za/tag/eddy-van-vliet-aan-breytenbach/

http://www.litnet.co.za/de-ogen-van-niemand-steve-biko-de-poezie-van-bert-schierbeek/

http://www.litnet.co.za/schrijvers-het-verzet/

http://www.litnet.co.za/zwart-op-wit-kroniek-van-een-cultureel-verdrag/

The post Arubaanse notitie appeared first on LitNet.

Persbericht: Charlotte Köhler Prijs voor poëzie naar Alfred Schaffer

$
0
0

Dichter Alfred Schaffer krijgt de Charlotte Köhler Prijs voor zijn bundel Mens Dier Ding. De Charlotte Köhler Prijs is een driejaarlijkse onderscheiding voor een auteur die een hoogstaand proza-, poëzie- of toneelwerk heeft geschreven. Ook bekend gemaakt is de winnaar van het Charlotte Köhler Stipendium, een jaarlijkse aanmoedigingsprijs voor een beginnende Nederlandstalige auteur of vertaler. Deze wordt toegekend aan Enne Koens.

De Charlotte Köhler Prijs en het Stipendium worden allebei toegekend in steeds een ander genre. Deze keer waren dat respectievelijk de poëzie en de jeugdliteratuur.

Alfred Schaffer (Foto: Liza-van-Rijk)

Shaka Zoeloe

Met Mens Dier Ding (De Bezige Bij) stort Alfred Schaffer zich op de geschiedenis van de negentiende-eeuwse Zuid-Afrikaanse legerleider Shaka Zoeloe en de beeldvorming rond diens persoon. “Deze poëzie is rauw, treffend eerlijk, gruwelijk onnozel,” aldus het juryrapport. “De politieke inzet ervan wordt voortdurend onder spanning gezet door de ironische toon, het spel met talloze poëtische en zelfs niet poëtische versvormen.”

De jury voor het stipendium prees het “jonge, maar toch al zeer veelzijdige proza-oeuvre” van Enne Koens (Luitingh-Sijthoff) . “De vier jeugdboeken die tot nog toe van haar hand verschenen, tonen een mooie spreiding qua genres, doelgroepen, en onderwerpen. Haar oeuvre getuigt daarmee van een veelbelovende ontwikkeling, die de jury graag verder wil stimuleren.”

Enne Koens (Foto: Reinout Brocken)

Over de prijs

Aan de Charlotte Köhler Prijs is een geldbedrag verbonden van € 15.000,-. De winnaar van het stipendium ontvangt € 5000,-. De prijzen worden toegekend door de Stichting Charlotte Köhler, die wordt beheerd door de Auteursbond. De jury voor de Charlotte Köhler Prijs bestond dit jaar uit Laurens Ham, Erwin Jans en Miek Zwamborn. De Jury voor het Stipendium bestond uit Sara van den Bossche, Annemarie Terhell en Derk Visser.

De prijzen worden uitgereikt op 8 december a.s. tijdens de Dag van de Bellettrie in Boom Chicago in Amsterdam.

The post Persbericht: Charlotte Köhler Prijs voor poëzie naar Alfred Schaffer appeared first on LitNet.

Reinaert de vos haalt weer fratsen uit: een betoverende totaalervaring met het Middelnederlands   

$
0
0

Elisabeth de Bruijn, Bram Caers, Veerle Fraeters, Wouter Haverals, Mike Kestemont, Patricia Stoop, Anke Verschueren en meer dan dertig collega’s uit Nederland en Vlaanderen

MOOC Middelnederlands

Universiteit Antwerpen, 2017

Gehost op de servers van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.

Naar aanleiding van het emeritaat van professor Middelnederlandse literatuur Frank Willaert hebben zijn Antwerpse collega’s en meer dan dertig vakgenoten uit Nederland en Vlaanderen een unieke MOOC samengesteld. Deze massive open online course verbindt de mogelijkheden van de hedendaagse onderwijstechnologie met de liefde voor het Middelnederlands.

De MOOC Middelnederlands is een sprankelende cursus, waarin auteurs, genres en iconische teksten uit de Middelnederlandse literatuur zo dicht als het maar enigszins mogelijk is tot ons komen, levensecht en kleurrijk. Teksten, handschriften, gedichten, liederen, afbeeldingen worden getoond, voorgedragen, gezongen, en het resultaat is dat de lezer, luisteraar, toeschouwer wordt ondergedompeld in het reilen en zeilen van de middeleeuwen, van koningen en keizers en van gewone mensen.

Terwijl ik me een weg baande door de MOOC, moest ik denken aan het prachtige artikel van Herman Toerien, "Vir Angus – Die wonder van taal", verschenen op LitNet op 19/6/2013. Ik citeer de aanhef van het artikel:

’n Mens moet versigtig wees om Afrikaans te veel as die produk van ’n taal in kontak met ander tale, soos Koi-tale te beskou. Hoe meer ’n mens tekste van verskillende Middel-Nederlandse dialekte lees, hoe meer kom ’n mens onder die indruk dat Afrikaans nie uit Nederlands (ABN) ontstaan het nie, maar dat beide Afrikaans en ABN uit dialekte van Middelnederlands ontstaan het. Die dubbele “nie” is maar een voorbeeld hiervan.

De MOOC Middelnederlands, die openstaat voor iedereen en volledig kosteloos is, is het beste middel om de indruk (in feite een werkhypothese) van Herman Toerien verder te toetsen. Het is fascinerend vast te stellen hoe vertrouwd de Middelnederlandse woorden mij als Vlaming in de oren klinken en ik heb bescheiden indicaties dat dit ook het geval is voor Afrikaanstaligen.

Reinaert de vos is het vierde van de zes deelhandschriften die het Comburgse handschrift (ca 1380–1420) bevat. Het deelhandschrift is geschreven in Oost-Vlaanderen (Gent?) in de streek waar het verhaal zich afspeelt (Archief en foto: Württembergische Landesbibliothek, Stuttgart)

Sommige van de werken die in de MOOC aan bod komen, zijn al vertaald in het Afrikaans.

In ATKV/LitNet-Skrywersalbum vermeldt Erika Terblanche twee vertalingen van Reinaert de vos: de ene door Ela Spence (1909–1997), Avonture van Reinaert de Vos, uitgegeven door Van Schaik, Pretoria, 1952; de andere door FIJ van Rensburg (1922–2015), Van Vlaamse vos tot Afrikaanse jakkals: verafrikaansing van die Reinaert, uitgegeven door Randse Afrikaanse Universiteit, Johannesburg, 1983. De nieuwste vertaling is die van Daniel Hugo, Reinaard die vos, die wrede een met die rooi baard, uitgegeven door Protea, Pretoria, 2013, dit is de vertaling van het prachtig uitgegeven boek van Henri Van Daele, Klaas Verplancke (ill), Reinaart de Vos: de felle met de rode baard, uitgegeven door Manteau, Antwerpen, 2006.

Van PC Schonees (1891-1970) verscheen bij Van Schaik, Pretoria, 1939, Beatrijs: ’n Middeleeuse juweel, dus bijna tachtig jaar geleden.

De belangstelling voor de Middelnederlandse literatuur blijkt niet alleen uit de Afrikaanse vertalingen, maar ook uit het gebruik van oorspronkelijke teksten in het middelbaar onderwijs. Op LitNet (5/2/2009) houdt Terence R Carney een vurig pleidooi voor het creatief gebruik van deze teksten in de moderne Afrikaansklaskamer. Ik citeer uit het slot van zijn artikel:

Die onderrig van Middelnederlandse tekste in die graad 12 Afrikaans Huistaalklaskamer mag dalk vir sommige mense oorbodig, onnodig en onvanpas voorkom, maar leerders word ’n groter onreg aangedoen deur nooit ’n geleentheid gebied te word om kennis met die wonderlike verhaalskat van Middelnederlands te maak nie.

In het Waasland heeft Reinaert veel van zijn schelmen- en schurkenstreken uitgehaald. In Sint-Niklaas staat sedert 1958 een standbeeld van de schalkse vos, gemaakt door Albert Poels in opdracht van de Vlaamse Toeristenbond (Foto: Herman Meulemans)

Reinaert de vos liegt, bedriegt, moordt en verkracht en wil listig aan zijn doodvonnis ontkomen. Het contrast met Beatrijs kan niet groter zijn: als edele non vervult ze haar taak als kosteres voorbeeldig, maar wanneer blijkt dat ze haar oude jeugdliefde niet kan vergeten, verlaat ze het klooster en trekt ze de wijde wereld in. Het dierenepos en de Beatrijslegende komen tot leven in twee van de twaalf multimediale colleges van de MOOC. Er zijn nog tien andere colleges, die ook om van te snoepen zijn.

Handschrift Bodley 340, waarin Kenneth Sisam het eerste versje van de Nederlandse literatuur als pennenproef op het allerlaatste blad ontdekte (Archief en foto: Bodleian Library, Oxford)

Frits van Oostrom heeft het geweldig omschreven. Hij noemde het oudst bekende poëtische zinnetje Oudnederlands "een lieflijke oerknal: Hebban olla vogala". Het werd omstreeks 1100 in een Engels klooster door een Vlaamse monnik op perkament geschreven toen hij zijn nieuw gesneden pen wilde proberen. Het werd pas ontdekt in de jaren ’30 van vorige eeuw. Met dat zinnetje begint een versje dat in het Nederlands als volgt klinkt:

Alle vogels zijn begonnen
om een nest te bouwen,
behalve jij en ik.
Waarop wachten we nog?

Het Gruuthuse-handschrift is een verzameling liederen, gebeden en gedichten die rond 1400 is ontstaan in Brugge. Op dat ogenblik is Brugge een rijke wereldstad die bruist en borrelt van handel, muziek, kunst en cultuur. Eén van de meest tijdloze passages uit het handschrift is het "Egidiuslied", een beklemmend rondeel over een gestorven vriend:

Egidius waer bestu bleven
Mi lanct na di geselle mijn
Du coors die doot, du liets mi tleven

In het Nederlands:

Egidius waar ben je naartoe
Ik verlang naar jou, beste vriend
Jij bent nu dood en liet het leven aan mij

In de MOOC worden de Karel- en kruisvaartepiek, de Abele Spelen en de Koning Artur-romans belicht als drie afzonderlijke genres.

In het eerste genre staan de ridderromans centraal waarin Karel de Grote de hoofdrol speelt, zoals in Karel ende Elegast, maar het genre strekt zich ook uit tot de kruistochten, de gewapende pelgrimstochten die werden ondernomen om het heilige land te bevrijden van islamitische overheersing.

De Abele Spelen bevatten een schatkamer aan middeleeuwse literatuur. Het meest bekend zijn de wereldlijke toneelteksten, zoals Esmoreit en Gloriant. In beide Spelen gaat het over de liefde tussen een man die oorspronkelijk uit het westen komt en een vrouw uit het oosten. Hoewel er niet echt een vijandbeeld van het oosten wordt gecreëerd, eigent het westen zich toch het oosten toe en is een bekering tot het christendom de noodzakelijke voorwaarde om te huwen.

In de Koning Artur-romans maken we kennis met de legendarische Koning Artur en zijn ridders van de Ronde Tafel, zoals Lancelot en Walewein. Verhalen over hun heldhaftige queestes en het schalken van mooie jonkvrouwen behoren tot het collectief geheugen. Het valt op dat deze verhalen kunstenaars blijven inspireren, tot nu toe in films, feuilletons, musicals, computerspellen, enz. Te denken valt aan In de ban van de ring van JRR Tolkien – van wie ik in Bloemfontein vruchteloos op zoek ben geweest naar zijn geboortehuis – maar dit is slechts een voorbeeld.

Hadewijch, film uit 2009, geregisseerd door Bruno Dumont, over de pure liefde in de multiculturele stad van de 21e eeuw, gebaseerd op het mystieke denken van Hadewijch uit de 13e eeuw (Foto: IFC Films)

Als u denkt dat de leerstof van de MOOC zich tot het voorgaande beperkt, dan hebt u het verkeerd voor. Er zijn ook nog vijf colleges opgenomen over individuele auteurs, die met hun meesterwerken in het Middelnederlands nog niets aan actualiteit inboeten.

Hendrik van Veldeke leefde in de 12e eeuw in het Maasland. Van hem is een ridderroman bekend, maar het meest vernieuwende van de dichter is dat hij de harde waarden van de militair opgeleide ridders uitbreidt met de zachte waarden van de hoofsheid, zoals fijngevoeligheid, tederheid en schoonheid.

Hadewijch leefde in de 13e eeuw in het hertogdom Brabant. Van haar zijn brieven, visioenen en liederen bekend, waarin de minne – bij haar de mystieke liefde tussen god en de mens – centraal staat. In de geschiedenis van de spiritualiteit neemt de mystica een vooraanstaande plaats in. Zij ijkte ook de in het Nederlands zeer vreemd klinkende term orewoet, waarmee zij verwijst naar het waanzinnige verlangen van de ziel naar goddelijke liefde.

Jacob van Maerlant was koster op het Zeeuwse eiland Voorne en daarna schepenklerk in Damme. Hij schreef een omvangrijk œuvre bijeen en wilde vooral het eerlijke verhaal brengen in tegenstelling tot de zwaar aangedikte verhalen uit de ridderromans. Hij waagde zich zowel aan de bijbelse als de wereldse geschiedenis en schreef op encyclopedische wijze over mens en dier.

Jan van Ruusbroec bouwde in de 14e eeuw verder op het mystiek gedachtegoed van Hadewijch. Omdat hij zich ergerde aan de liederlijke levensstijl van zijn medepriesters in de Sint-Goedelekerk in Brussel, verliet hij op vijftigjarige leeftijd de stad en stichtte hij in 1343 een kluizenarij in Groenendaal in het Zoniënwoud. Vanuit de beslotenheid van zijn kloostercel kon hij rekenen op een steeds groter wordende kring van bewonderaars. Na Anne Frank is Jan van Ruusbroec de Nederlandstalige auteur die in de meeste talen is vertaald.  

Jan van Boendale, die in de eerste helft van de 14e eeuw stadssecretaris was van Antwerpen, zette de non-fiction stijl van Jacob van Maerlant voort. Hij had een geweldige hekel aan wat we nu fake news zouden noemen en vertolkte vooral de visie van de zich emanciperende burger die zich niet langer wil neerleggen bij de almacht van adel en clerus en zelf kennis wil verwerven.

Wie de MOOC in de diepte wil uitpluizen heeft daar acht uur voor nodig. Zoveel tekst-, geluids- en beeldmateriaal is erin verwerkt. Maar MOOCs worden meestal benaderd in dunne schijfjes, beetje bij beetje, omdat dan alles meer reliëf krijgt. Perkamenten handschriften, kalligrafische pracht, woordkunst van het hoogste niveau en tijdloze poëzie en muziek maken de MOOC Middelnederlands tot een unieke ervaring. Tot een lust voor het oor en het oog.

De neerlandici van de Universiteit Antwerpen die deze MOOC samen met meer dan dertig andere experts uit Vlaanderen en Nederland hebben gerealiseerd bij gelegenheid van het emeritaat van Frank Willaert, doen de middeleeuwen niet alleen aan onze huid kleven. Zij onderstrepen ook dat de Middelnederlandse literatuur ons erg alert heeft gemaakt voor het onderscheid tussen meningen en feiten, tussen fictie en non-fictie. Verhalen vertellen over heldhaftige ridders is een totaal ander literair genre dan raad geven voor hoe men ene stad regeren zal. In de Middelnederlandse literatuur komen beide genres uitgebreid aan bod. Het kunnen onderscheiden van droom en werkelijkheid is nu in de 21ste eeuw meer dan ooit tevoren een grote uitdaging.

Bijkomende informatie MOOC Middelnederlands:

Technische realisatie: Kurt Kerkhofs, Jo Bruyninckx en Sander Van Dijck

Uitgebracht onder licentie CC BY-NC

High definition, bioscoopmodus en ondertiteling mogelijk

Buitengewoon boeiend is de bespreking door Wium van Zyl in Tydskrif vir letterkunde, 51(2), 2014, van de Afrikaanse vertalingen van Reinaert de vos. De bespreking is beschikbaar op: https://www.thefreelibrary.com (“van Zyl Wium” bovenaan als auteur opgeven en vervolgens naar Tydskrif vir letterkunde gaan, en dan naar “Reinaard die vos, die wrede een met die rooi baard”).

The post Reinaert de vos haalt weer fratsen uit: een betoverende totaalervaring met het Middelnederlands    appeared first on LitNet.

Good Hope. South Africa and the Netherlands from 1600: ’n resensie

$
0
0

Good Hope. South Africa and the Netherlands from 1600
Martine Gosselink, Maria Holtrop en Robert Ross (redakteurs)
Uitgewer: Rijksmuseum & Uitgeverij Vantilt
ISBN: 9789460043130

Op Sondag 4 Maart 1707 het die weerbarstige 16-jarige Hendrik Biebouw volgens ooggetuies die volgende woorde uitgespreek: “Ik wil niet loopen, ‘k ben een Africaander al slat de landrost mijn dood, of al setten hy mij in den tronk. Ik sal, nog wil niet swijgen!” (De Villiers 2012:46). Die landdros na wie Hendrik Biebouw verwys, is ene Johannes Starrenburg wat die vrede moes bewaar tydens die stuiptrekkings van Willem Adriaan van der Stel se bewind aan die Kaap de Goede Hoop.

Waarom is hierdie woorde van belang?

Hoeveel wit Afrikaanssprekende Suid-Afrikaners beskou hulself nog as Afrikaners? Die woord Afrikaner is in postapartheid Suid-Afrika ’n gelade woord waarvoor talle Afrikaners self sku is. Afrikaners word almal oor dieselfde kam geskeer en met apartheid, nasionalisme, oranje blanje blou en bewegings soos die Boeremag en die AWB geassosieer. Hierdie veralgemening het veral jong Afrikaners met ’n identiteitskrisis gelaat. Die aantal wit Afrikaanssprekende Suid-Afrikaners wat nog openlik en sonder skroom hul Afrikanerskap in die openbaar wil erken, is daagliks aan die afneem.

Die vraag wat ek myself gereeld afvra, is: Moet Afrikaners skaam wees oor hul Afrikanerskap? Wil hulle eerder Afrikane of Suid-Afrikaners wees? Of dalk albei? Dit moet elke wit Afrikaanssprekende individu eerder self besluit. Maar Hendrik Biebouw se woorde het ’n uitwerking op die geskiedenis van hierdie land gehad wat nie ontken kan word nie.

Waarom vra ek as resensent bostaande vrae? Onlangs het ek DJ Opperman se versdrama Vergelegen (1956) met ’n tweedejaarsklas behandel. (Sommige sal dié teks as “koloniaal” beskou, maar ek hou van klassieke letterkundige tekste en steur my so min as moontlik aan bewegings wie se name met hutsmerke begin.) Tydens lesings is interessante gesprekspunte aangeknoop en belangrike vrae gevra rondom die geskiedenis en meer spesifiek die uitwerking van Nederlandse kolonialisme op Suid-Afrika. Temas soos korrupsie het telkens opgeduik. Vir sommige studente was dit verrassend, aangesien korrupsie met ons huidige politieke bestel geassosieer word, maar soos in Opperman se Vergelegen is dit duidelik geen nuwe verskynsel in Suid-Afrika nie – Willem Adriaan van der Stel het homself aan korrupsie skuldig gemaak. Dit is vanuit hierdie oogpunt dat die teks Good Hope. South Africa and the Netherlands from 1600 ter sprake kom.

Suid-Afrika en Nederland het ’n komplekse geskiedenis. Die teks is as boek/katalogus gepubliseer as deel van die Rijksmuseum se Goeie Hoop-tentoonstelling oor die verhouding tussen Nederland en Suid-Afrika vanaf 1600. Die tentoonstelling het vanaf 17 Februarie tot 21 Mei 2017 plaasgevind. Die lywige teks, wat deur Nederlandse sowel as Suid-Afrikaanse skrywers geskryf is, kan ook as ’n oorsig van die Suid-Afrikaanse geskiedenis gelees word. Die teks is besonder gedetailleerd en vertel die geskiedenis vanuit verskillende oogpunte. Dit is op sigself ’n positiewe benadering om soveel moontlik perspektiewe op die land se geskiedenis te verkry aangesien geskiedskrywing in die algemeen ’n delikate proses is en moet die skrywer te alle tye daarna streef om ’n gebalanseerde, objektiewe weergawe aan lesers voor te lê.

Hierdie pragboek bestaande uit 21 hoofstukke met 34 intermezzo’s bevat interessante feite oor die wisselwerking tussen Nederlanders en Suid-Afrikaners sedert 1600. Die teks lees maklik en bevat nie die gewone voetnotas wat gereeld in geskiedenisboeke voorkom nie. Die geskiedenis word chronologies uiteengesit en die teks is ryklik geïllustreer met kaarte, foto’s en dokumente wat die leser se verbeelding aangryp. Die onderskeie skrywers het geen doekies omgedraai met hul persoonlike ervarings nie. Enkele voorbeelde sluit in Eusebius McKaiser se “Contemporary South Africa: The reach of apartheid history” en Mamokgethi Setati Phakeng se “Reflections on the past; thoughts on the future. Die literator Ena Jansen bied ’n interessante perspektief oor die geskiedenis van Afrikaans.

Soos met enige teks van hierdie aard sal daar dele wees waarmee sommige lesers nie noodwendig sal saamstem nie. Die Nederlanders is bekend vir die feit dat hulle nie doekies omdraai nie en hul menings graag met ander deel. Die skrywer Adriaan van Dis het talle bydraes tot die teks gelewer. Van Dis was nog altyd uitgesproke teenoor apartheid en Afrikaners – gaan lees gerus sy reisboek Het beloofde land: een reis door de Karoo (1990), waarin hy besonder neerhalend oor Afrikaners skryf. Die feit bly staan dat Afrikaners deur die oorgrote meerderheid Nederlanders as verfoeilik beskou was, veral tydens die sewentiger- en tagtigerjare. Die kultuurverbod het veral Afrikaanse akademici moedeloos gelaat en talle Afrikaners het verraai gevoel deur die land en mense wat hulle as hul verlangse “familie” beskou het. Daardie bande is in die vroeë negentigerjare herstel, maar of die meerderheid Afrikaners steeds ’n verbintenis met hul Nederlandse broers en susters voel, bly ’n ope vraag.

’n Paar foute het ook tydens die redigeringsproses deurgeglip. Op bl 341 skryf Ena Jansen: “Dutch was not formally dropped as an official language of South Africa until 1984.” Vier bladsye later skryf Daniel Horst: “Eventually, in 1983, Dutch was scrapped altogether as an official language in South Africa.” Roeland Muskens verwys op bl 301 na “President Verwoerd” (Verwoerd was eerste minister, nooit president nie). Dit is slordige foute wat nie in ’n geskiedkundige publikasie geduld mag word nie.

Dit is danksy Protea Boekhuis dat 500 eksemplare van die boek ingevoer en aan Suid-Afrikaanse lesers beskikbaar gestel is. Ek sou graag die oorspronklike Nederlandse teks wou lees, maar dit is goed dat die boek in Engels vertaal is om dit vir meer lesers toeganklik te maak. Ek hoop van harte dat die boek ook in Afrikaans vertaal sal word.

Good Hope. South Africa and the Netherlands from 1600 bevat fassinerende leesstof en hoort op elke boekliefhebber se boekrak. Hopelik sal die boek heling teweegbring tussen veral Nederlanders en Afrikaners, maar ook onder ander Suid-Afrikaners wat onder die juk van Nederlandse kolonialisme gely het. Die Nederlanders verdien ’n pluimpie vir hierdie teks asook die uitstalling waarin hul hul onregte van die verlede erken.   

Bibliografie

De Villiers, J. 2012. Die Nederlandse era aan die Kaap, 1652–1806. In Pretorius, F. (red), Geskiedenis van Suid-Afrika. Kaapstad: Tafelberg.

Lees ook:

Goede Hoop. Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600, ’n bespreking 

Annemarié van Niekerk 
NeerlandiNet 

“Die boek Goede Hoop is, soos die tentoonstelling, ambisieus. In 21 hoofstukke met 34 intermezzo’s vertel 27 verskillende skrywers uit albei lande, onder leiding van Martine Gosselink, hoof van Geskiedenis van die Rijksmuseum, die gedeelde geskiedenis van Suid-Afrika en Nederland, vandat die Verenigde Oost-Indische Compagnie in die 17de eeu sy Kaapse verversingspos gestig het, tot vandag.”

The post <i>Good Hope. South Africa and the Netherlands from 1600</i>: ’n resensie appeared first on LitNet.

Persvrystelling: Prestasiebeurs van die Van Ewijck-Stigting toegeken

$
0
0

Die Raad van die Van Ewijck-Stigting het gister sy jaarlikse prestasiebeurs van R75 000 aan Nicol Stassen van Protea Boekhuis toegeken vir sy prestasie by die bevordering van kulturele betrekkinge tussen Nederland en Suid-Afrika.

Nicol Stassen (Foto: Naomi Bruwer)

Die toekenning aan Stassen is gemaak vir die indrukwekkende wyse waarop hy oor ’n hele aantal jare via Protea Boekhuis die Nederlandse boek in sy verskeidenheid aan die Suid-Afrikaanse publiek bekendgestel het en steeds doen, sy aandag aan die gemeenskaplike geskiedenis in verdere publikasies van uitstaande kwaliteit, asook sy insette op ander terreine wat die kulturele betrekkinge tussen Nederland en Suid-Afrika raak. Die beurs sal in die nuwe jaar by ’n spesiale plegtigheid aan hom oorhandig word.

Agtergrond   

Die Stigting is in Kaapstad gevestig en bevorder al vir ’n geruime tyd kulturele bande tussen Nederland en Suid-Afrika. Die trustfonds, in 1978 gestig deur Sippo Johan van Ewijck van de Bilt (1902–1979), het oor jare heen bestendig gegroei danksy goeie beleggings op die plaaslike aandelebeurs. Van Ewijck was ’n Nederlandse sakeman wat vir ongeveer 40 jaar afwisselend in Suid-Afrika en Nederland gewoon het. Hy het egter ’n besondere liefde vir Suid-Afrika gekoester. Hy en sy vrou, TT van Ewijck, was eienaars van oa die Binnehuis-winkels in Kaapstad en Somerset-Wes wat gehalte meubels verkoop het.

Die eerste vergadering van die Trustees van die Van Ewijck-Stigting is op 3 Maart 1980 gehou. By dié geleentheid was die volgende persone teenwoordig: HC Sandrock (voorsitter, prokureur en vriend van die Van Ewijcks), AA Van Ewijck, AJ Boëseken (bekende historikus), MA Bax-Botha (kultuurhistorikus) en Roy Pfeiffer (hoogleraar in Afrikaanse taalkunde). Die Raad van Trustees bestaan uit ’n aantal plaaslike Nederlands- en Afrikaanssprekende kundiges, onder andere Wium van Zyl, Chris van der Merwe, Peter Hesseling, Ronel Foster, Sonja Loots, Mathilda Burden, Piet Westra, Gawie de la Bat en Andries Visagie.

Die egpaar Van Ewijck het ’n waardevolle versameling van blou-en-wit Oosterse porselein, Hollandse silwer-, koper- en glasware, en meubelstukke – waaronder ’n sewentiende-eeuse kussingkas – in Kaapstad opgebou. By die terugkeer van me Van Ewijck na Nederland in 1981, is hierdie versamelstukke aan die destydse Suid-Afrikaanse Kultuurhistoriese Museum (tans die Slawelosie en deel van die Iziko-Museums) geskenk. Van 1981 tot 2003 is dit in ’n ruim lokaal op die eerste vloer, bekend as die Hollandse Kamer of die Van Ewijck van de Bilt-Kamer, uitgestal.

Die fokusarea van die Stigting is veral die bewaring van die Nederlandse kultuurerfenis in Suid-Afrika; die bevordering van die belange van Nederlandse of Suid-Afrikaanse verenigings met doelstellings wat ooreenstem met dié van die Stigting; en die toekenning van beurse en stipendia aan Suid-Afrikaanse universiteite en tegnikons. Navorsers wat in ’n rigting studeer of werk wat ooreenstem met die uitgangspunte van die Stigting, kan ook in aanmerking kom vir befondsing. Daarby geniet behoeftige, bejaarde Nederlanders wat in Suid-Afrika woon, ook onderskraging van die Stigting.

Instellings en organisasies wat gereeld deur die Stigting ondersteun word, sluit in: die Nederlandse Bibliotheek in die SASNEV-gebou in Pinelands, die Maandblad Zuid-Afrika, die Stigting VOC, die Stichting Nederlandse School te Kaapstad en die Nederlandse komponent van die Afrikaanse Woordfees op Stellenbosch. Meer onlangse skenkings sluit in die Libertaskoor, die Tracing History Trust, die Kaapstadse Simfonie Orkes en die SA Instituut in Nederland. Die Afrikaanse leerstoel by die Vrije Universiteit van Amsterdam word deur die Stigting gesubsidieer. Vlugkoste word dikwels deur die Stiging gedra wanneer musici aan meesterklasse in Nederland gaan deelneem of wanneer navorsers na Nederland reis vir projeknavorsing. Ook die reiskoste van verskeie Nederlandse gassprekers op plaaslike konferensies is deur die Stigting betaal.

Talle ander organisasies het baat gevind by die Stigting. Die Genootskap Nederland-Suid-Afrika is oor die jare gehelp om groepsbesoeke van Nederlandse studente aan Suid-Afrika, en omgekeerd, moontlik te maak. Aan die destydse Suid-Afrikaanse Biblioteek (tans die Nasionale Biblioteek, Kaapstad) is geld beskikbaar gestel vir die restourasie van waardevolle Nederlandse boeke in sy Van Dessin-versameling. Toe die Koninklijke Bibliotheek in Den Haag mikrofilmkameras vir die verfilming van Suid-Afrikaanse koerante aan die Suid-Afrikaanse Biblioteek geskenk het, het die Stigting ingestaan vir die vervoer daarvan na Kaapstad. Die ZASM-Gedenkhuis in Pretoria is gedeeltelik met fondse van die Stigting gerestoureer. Aan die Nederlands Cultuurhistorisch Instituut by die Universiteit van Pretoria is gereeld bydraes gemaak vir die aankoop van Nederlandse boeke en UNISA ontvang jaarliks fondse sodat hulle die subskripsie van Nederlandse tydskrifte kan volhou. Die publikasie van tientalle besondere boeke is ook in die verlede deur die Stigting moontlik gemaak. Hieronder resorteer Dan Sleigh se Die Buiteposte van die VOC, die Codex Witsinii wat deur Iziko-Museums gepubliseer is, verskillende boeke van Karel Schoeman, en die vertalings van Afrikaanse boeke in Nederlands deur Riet de Jong-Goossens.

Hierdie opsomming is nie naastenby volledig nie, maar gee ’n indruk van die belangrike bydrae wat die Van Ewijck-Stiging die afgelope dekades gelewer het om die Nederlandse kulturele erfenis in Suid-Afrika te bewaar en te bevorder. Die werksaamhede van die Stigting is ’n huldeblyk aan die nagedagtenis van die Van Ewijcks wat met hulle visioenêre blik – en ruim erflating – alles moontlik gemaak het.

The post Persvrystelling: Prestasiebeurs van die Van Ewijck-Stigting toegeken appeared first on LitNet.

Zuid-Afrikahuis: Programma, Januari 2018

$
0
0

Programma Januari 2018

Donderdag 18 januari 2018, 19.30 uur, Film   

DRUM
(Zuid-Afrika, 2005, 97 min, NL ondertiteld)

Regie: Zola Maseko
Met: Tayne Diggs, Jason Flemyng, Gabriel Mann

Johannesburg, Zuid Afrika. Jim Bailey is de erfgenaam van een zeer welgestelde Britse familie, die hun fortuin in de mijnindustrie heeft gemaakt. Hij lanceert het magazine Drum, een weekblad met een stevig portie misdaad, sport, roddels, muziek en seksschandalen. Een succesvolle mix want Drum bereikt al snel de grote massa.

Maar wanneer Henry Nxumalo, een jonge Zuid Afrikaan en Jurgen Schadeberg, een Duitse fotograaf, een overheidscomplot op het spoor komen, wagen ze alles om genoeg bewijs te verzamelen om het verhaal te kunnen publiceren. Terwijl Drum steeds populairder wordt bij de bevolking doet de regering er alles aan om Jurgen en Henry het zwijgen op te leggen.

Reserveren: evenementen@zuidafrikahuis.nl
Toegang: € 7,50
Zaal open: 19.00 uur / aanvang 19.30 uur


 

Bonte Zuid-Afrikaanse Poezie-avond

Donderdag 25  januari 2018, 19.30 uur Poezie
             

Op 25 januari is het in Nederland weer Gedichtendag. Met Gedichtendag gaat op de laatste donderdag van januari traditiegetrouw de nationale Poëzieweek van start. Daarom organiseert ook het Zuid-Afrikahuis een avond met poëzie en muziek. Professionele dichters én enthousiaste lezers dragen voor uit eigen of andermans werk. Natuurlijk is Zuid-Afrika daarbij het verbindende thema. Met bijdragen van onder meer Mira Feticu, Carina van der Walt, Anesca Smith, Felix Strategier, Gideon van Eerden en Lieke Joosen.

Mira Feticu (Breaza, 1973) debuteerde in 1993 in Roemenië met een dichtbundel, maar legde zich daarna toe op het schrijven van verhalen. In haar geboorteland werkte ze als radiomaker en publicist. Als een van de weinigen interviewde ze Herta Müller voor de radio toen er nog nauwelijks iemand in de latere Nobelprijswinnares was geïnteresseerd. Haar huwelijk bracht Mira Feticu naar Nederland, waar ze na een worsteling met het land en de taal in het Nederlands begon te schrijven. In 2015 verscheen haar derde Nederlandse roman, Tascha. De roof uit de Kunsthal. Het boek is gebaseerd op de geruchtmakende schilderijenroof uit de Kunsthal en vertelt het verhaal van de vriendin van een van de hoofdverdachten. In juli 2017 nam Mira Feticu deel aan het Vrystaat Kunstefees in Bloemfontein en verloor ze haar hart aan het land. Haar korte verblijf in Zuid-Afrika maakte zo’n indruk, dat het onmiddellijk een stroom nieuwe gedichten op gang bracht. Op 25e januari leest ze hieruit voor.

Carina van der Walt werd geboren in Welkom, Zuid-Afrika, doceerde vijftien jaar Afrikaanse en Nederlandse letterkunde en kwam in 2002 via een uitwisselingsprogramma een half jaar naar Tilburg. De liefde bracht haar daar vijf jaar later voorgoed terug. In 2015 presenteerde ze samen met Willy Martin de tweetalige dichtbundel Amalgaam.

Felix Strategier is een Nederlandse acteur en zanger. Hij is sinds 2000 artistiek leider van de Amsterdamse Theatergroep Flint. Daarvoor was hij, vanaf de oprichting in 1979, een van de leden van muziektheatergezelschap Gebroeders Flint. Strategier, een zoon van de componist Herman Strategier (1912-1988), werd bij een groter publiek vooral bekend door zijn rol als de vader van Pietje Bell in de jeugdfilms Pietje Bell (2002) en Pietje Bell 2: De Jacht op de Tsarenkroon (2003). In 2011 was hij te zien in de remake van de tv-serie 't Schaep met de 5 pooten. Strategier is een liefhebber van Afrikaanse poëzie en maakte onder meer de muziekvoorstellingen Korreltjie Korreltjie Sand (naar het werk van Ingrid Jonker) en Sal ek altyd wit wees (naar het werk van Antjie Krog).

Lieke Joosen is een Nederlandse actrice, zangeres en theatermaker. Vanuit haar voorliefde voor taal maakt ze graag uitstapjes naar andere dingen. Zo zingt ze graag in het Afrikaans. Die taal is van nature poëtisch en leent zich uitstekend voor liedjes. Al is Lieke Nederlands, het lijkt erop dat ze in het Afrikaans haar stem heeft gevonden. Naast op muziek gezette poëzie van Afrikaanse dichters brengt ze ook haar eigen geschreven werk ten gehore. 

Reserveren: evenementen@zuidafrikahuis.nl
Toegang: €  12,50
Zaal open: 19.00 uur / aanvang 19.30 uur

The post Zuid-Afrikahuis: Programma, Januari 2018 appeared first on LitNet.

Leerstoel Zuid-Afrika (UGent) en het Gents centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika: Nieuwsbrief (oktober 2017-januari 2018)

$
0
0

Leerstoel Zuid-Afrika (UGent) en het Gents centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika

Nieuwsbrief (oktober 2017–januari 2018)

Leerstoel Zuid-Afrika

In oktober-december 2017 bekleedde Hein Willemse (Universiteit van Pretoria) de eerste Gentse Leerstoel “Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij”. De leerstoelhouder verzorgde niet enkel gastcolleges voor de studenten van het vak “Afrikaans: taal- en letterkunde” van de Universiteit Gent, hij was daarenboven  onder meer betrokken bij de Leeskring Zuid-Afrika in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte met een gastlezing over het romandebuut Die sideboard van Simon Bruinders, en hij sprak over het eigen onderzoek op uitnodiging van de Literary Studies Workshop van de vakgroep Letterkunde. Aan het eind van de aanstelling, op 20 december, was collega Willemse te gast bij de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde met een lezing over de beeldvorming van de Afrikaanse literatuur en een pleidooi voor veeltalige en multi-etnische literatuurgeschiedschrijving van het Afrikaans.

Hein Willemse

Een van de hoogtepunten van het gastdocentschap was zonder meer het bezoek samen met dertig studenten aan het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam op 15 november. Sinds 2016 financieren de Opleidingscommissie Taal- en Letterkunde en het project Internationalisation@Home van de Universiteit Gent binnen- en buitenlandse excursies voor studenten taal- en letterkunde. Beide leerstoelbekleders Zuid-Afrika in de Lage Landen, Margriet van der Waal en Hein Willemse, presenteerden voor de Gentse studenten een kort college over de geschiedenis van de Amsterdamse leerstoel, respectievelijk de ontwikkeling van het Afrikaans, de relatie met het Nederlands (“Hoog Hollands”) en de toenemende taaldiversiteit. Het verslag door de studenten-reisgezellen is thans na te lezen in het jongste nummer van de blad Dilemma geredigeerd door de studentenvereniging Filologica. In deze terugblik op een half jaar werkzaamheden refereren wij ook aan de gedenklezing van Hein Willemse voor Karel Schoeman in het Academiegebouw (Gent) ter afsluiting van het mede door de UGent georganiseerde colloquium tijdens de Week van de Afrikaanse roman. Enkele dagen later was de Gentse leerstoelhouder te gast in Amsterdam voor een studiedag. Alles overschouwend was de agenda van de Zuid-Afrikaanse gastdocent aanzienlijk gevuld. Zeker gelet op het onderzoek dat de gastdocent in Gent kon ondernemen en waarvan de resultaten binnen afzienbare tijd worden gepubliceerd. Studenten, docenten en belangstellende buitenstaanders hebben lering gehaald uit de inzichten die in gastcolleges, lezingen en vele gesprekken aan bod kwamen.

Binnenkort vergadert de adviesraad over de invulling van het tweede mandaat voor een Leerstoelhouder. Bij besluit van het Bestuurscollege (30 juni 2017) is voor de Leerstoel Zuid-Afrika een eerste aanstellingstermijn van vijf jaar goedgekeurd. Alternerend komen letterkunde en taalkunde aan bod. In de oprichtingstekst is verder bepaald dat ook andere vakgroepen naast Letterkunde en Taalkunde participeren in de leerstoel, met name Geschiedenis, Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, (Afrikaanse) Talen en Culturen, en Vertalen, Tolken en Communicatie. Die departementen zijn vertegenwoordigd in de adviescommissie die waakt over de kwalitatieve invulling en de continuïteit van de voorlopig enige leerstoel in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. De onderzoeksgroep “Centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika” is de initiatiefnemer van het Gentse academische ambt (gastdocentschap). Binnenkort maakt het Gents centrum de aanstelling van de leerstoelhouder (taalkundige) van volgend academiejaar 2018-2019 bekend.

Internationale congressen en gastcolleges

De voorbije maanden is internationaal op wetenschappelijke fora aandacht geschonken aan taal- en letterkundig onderzoek dat door de Gentse onderzoeksgroep wordt ondernomen. Naast het colloquium “Kontrapunt: Konstrastiewe en komparatiewe perspektiewe op die Afrikaanse en Nederlandse taal- en literatuurstudie,” georganiseerd door de Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek en de collega’s van de Noord-Wes Universiteit Potchefstroomkampus met steun van de Taalunie (Parys - Vrystaat, 28 juni-1 juli 2017), met referaten van onderzoekers betrokken bij het Centrum (Timothy Colleman, Yves T’Sjoen en Jacques van Keymeulen), had aan de UGent naast de plechtige inhuldiging van de Leerstoel, de oratie door professor Willemse en de vierde Mandela Lecture door Antjie Krog en Tom Lanoye in een organisatie van het Gents Afrika Platform in samenwerking met het Gents centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika, het vierde colloquium plaats over Afrikaans (11 oktober 2017). Jacques Van Keymeulen gaf op 31 oktober aan de Universiteit van Wes-Kaapland (Kaapstad) een workshop over taalkundig veldwerk, en tijdens het allereerste wetenschappelijke colloquium dat plaatsvond aan de kersverse Sol-Plaatjie-Universiteit in Kimberley een lezing over de Europese wortels van de variëteiten van het Afrikaans (3 november 2017). Vrijdag 5 en zaterdag 6 oktober 2018 zijn de data voor de volgende conferentie in Gent met themasessies over letterkundig en taalkundig onderzoek. De oproep voor referaten wordt binnenkort online gepubliceerd. De taalkundige component van het colloquium wordt de tweede editie van de Afrikaans Grammar workshop en is dus gewijd aan grammatica, het overkoepelende thema van het letterkundige deel van het colloquium is “Cultuurtransmissies van Afrikaans en Nederlands.”

Vermeldenswaard is het bezoek van een delegatie van de Universiteit Stellenbosch met rector Wim de Villiers aan de UGent (14 november 2017). Op initiatief van de dienst Internationalisering, waar Annelies Verdoolaege sinds korte tijd is aangesteld als voltijds coördinator van het Afrika Platform, en op vraag van de nieuw verkozen Gentse rector Rik Van de Walle gaven Jacques Van Keymeulen en Yves T’Sjoen een overzicht van de ondernemingen in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte met betrekking tot Zuid-Afrika en het Afrikaans. Ook tijdens de lunchvergadering in het Zuid-Afrikahuis (Amsterdam) op donderdag 16 november was het Gents centrum door Yves T’Sjoen vertegenwoordigd voor het overleg met de Raad van Bestuur en rector De Villiers.

Op het gebied van de Afrikaanse en Nederlandse letterkunde is de voorbije weken op twee internationale symposia deelonderzoek gepresenteerd: Cross-Over in samenwerking met CARAN (Caribische Associatie voor Neerlandistiek) aan de Universiteit van Aruba en met de steun van de Nederlandse Taalunie (Oranjestad, 22-24 november 2017) én de sessie van de Netherlandic Discussion Group van de Modern Language Association of America (New York City, 4-7 januari 2018: http://www.neerlandistiek.nl/2018/01/nederlandse-letterkunde-in-de-united-states/). Tijdens die laatste vergadering presenteerden collega’s van de Universiteit van Rome (Francesca Terrenato) en de Open Universiteit van Nederland (Ted Laros) referaten over postkoloniale literaire representaties van de Hollandse koloniale tijd in Zuid-Afrika (poëzie van Antjie Krog en Ronelda Kamfer) respectievelijk de poëticale positionering van André Brink binnen de context van Kennis van die aand en de door de Censuurraad uitgevaardigde verbodsbepaling van 1974.

Het is duidelijk: op internationale fora bestaat aandacht voor transnationale literaire relaties tussen Afrikaans en Nederlands. In en dus ook buiten Zuid-Afrika en de Lage Landen richten onderzoekers zich op het vertoog over literatuur waarin de interactie tussen en de verwevenheid van beide literaire systemen ter sprake komen. Het Gents centrum biedt dan ook zijn expertise aan en betrekt wetenschappers bij het internationale onderzoeksbeleid op het gebied van de studie van de Afrikaanse taal- en letterkunde.

Naast wetenschappelijke papers vermelden we de reeks met gastcolleges over Afrikaanse taal- en letterkunde die Jacques van Keymeulen en Yves T’Sjoen in 2016 in Praag aanboden. Het panorama van de Afrikaanse letteren is van 23 tot 27 oktober 2017 in Brno (J. Masaryk Universiteit) gepresenteerd voor Tsjechische studenten Nederlands. In mei 2018 zullen Van Keymeulen en T’Sjoen de blokcursus Afrikaanse taal- en letterkunde aanbieden aan de Karoly Gaspar Reformatus Egyetem Universiteit in Boedapest. Op die manier worden ook studenten Nederlands in Midden-Europa geïntroduceerd in en vertrouwd gemaakt met het Afrikaans en de literatuur in die taal.

Mastervak in Gent: Talen en Literaturen van Zuid-Afrika

Ter gelegenheid van de instelling van de Leerstoel in Gent hebben bestuursleden het initiatief genomen naast het introductievak “Afrikaans: taal- en letterkunde” (bachelor) in de masteropleiding Taal- en Letterkunde een tweede opleidingsonderdeel te initiëren: “Talen en Literaturen van Zuid-Afrika” (aangeboden als keuzevak in de module Nederlands). Vanaf komend academiejaar 2018-2019 kunnen studenten zich aan de UGent verdiepen in de taaldiversiteit van Zuid-Afrika. Naar analogie van de opbouw van het bestaande bachelorvak “Afrikaans: taal- en letterkunde” zal evenredig veel aandacht gaan naar taalkunde en letterkunde, telkens “in dialoog met Afrikaans” en dus met oog voor Engels, Afrikatalen en de taalvariëteiten binnen het Afrikaans. De Universiteit Gent biedt studenten en wetenschappers de gelegenheid Afrikaans in relatie tot andere talen in Zuid-Afrika diepgravender te bestuderen. De institutionele coöperatie met zusterinstellingen in binnen- en buitenland en de uitwisseling van onderzoeksbevindingen en projectresultaten in Zuid-Afrika, Europa en elders in de wereld zorgen voor de nodige wetenschappelijke inbedding van het onderwijsaanbod voor Belgische en buitenlandse studenten aan de UGent met betrekking tot de Zuid-Afrikastudie. De leerstoelbekleder zal in het eerste semester van volgend jaar (oktober-december 2018) een uitgebreid lessenpakket te behartigen krijgen: zes colleges van het introductievak (derde bachelor) en zes seminaries als deel van het nieuwe mastervak.

Recent publiceerden hoofdredacteur Annelies Verdoolaege en Yves T’Sjoen, bestuurders van het Gents centrum, in Afrika Focus (30 (2017) 2 (december), pp. 5-7) de bijdrage “Ghent University and South Africa. An Overview and New Perspectives” waarin voor een Engelstalig publiek de opzet en realisaties zijn gepresenteerd. Ook in Zacht Lawijd. Literair-historisch tijdschrift zijn de voorbije maanden onderzoeksresultaten gepubliceerd op het gebied van de Afrikaanse en Nederlandse letterkunde: “Vlaamse Boerenbruiloft rond 1900,” 16 (2017-2018) 2 (juli-september), pp. 4-26 en “Breytenbach in BABEL,” 16 (2017) 4 (december), pp. 22-31. Ter gelegenheid van de oprichting van de Leerstoel bundelde Yves T’Sjoen met de steun van het Gents centrum kortere essays en uitgebreide artikels in het boek Rakelings.

Jacques van Keymeulen, Annelies Verdoolaege en Yves T'Sjoen (Foto: Herman Meulemans)

Yves T’Sjoen, in samenwerking met Timothy Colleman, Jacques van Keymeulen en Annelies Verdoolaege.

The post Leerstoel Zuid-Afrika (UGent) en het Gents centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika: Nieuwsbrief (oktober 2017-januari 2018) appeared first on LitNet.


Antjie Krog ontvang Nederlandse prys vir haar bydrae tot Nederlandse kultuur

$
0
0

Foto deur Antonia Steyn

Human & Rousseau en NB-Uitgewers is verheug om te verneem dat Antjie Krog die pas afgelope naweek vereer is met die 2018 Gouden Ganzenveer.

De Gouden Ganzenveer is ’n kulturele prys wat jaarliks in Nederland ​​toegeken word aan ’n persoon of instituut ter verering van hul bydrae tot die geskrewe en gedrukte woord in die Nederlandse taal. Dié prys word vanjaar vir die eerste keer aan iemand van buite Nederland en België toegeken. In 2017 is dit toegeken aan die bekroonde romansier Arnon Grunberg.

Gerdi Verbeet, voorsitter van die Akademie van die Gouden Ganzenveer, het die nuus op die Nederlandse radioprogram De Taalstaat bekendgemaak: “Die Akademie van die Gouden Ganzenveer eer Krog as ’n spesiale en veelsydige digter, as ’n uitsonderlike skrywer en joernalis van integriteit, en as ’n begaafde kunstenaar van haar eie werk.”

Eloise Wessels, besturende direkteur van Media24-Boeke en hoof van NB-Uitgewers, het die nuus verwelkom. “Dit is vir ons as Krog se uitgewer eweneens wonderlike nuus – ons is saam met haar trots en bly.”

Joost Nijsen, Krog se Nederlandse uitgewer by Podium, meen dat die entoesiasme vir haar werk bogemiddeld groot moet wees vir die Akademie om ’n uitsondering te maak vir ’n “buitelandse” outeur. “Ons het hier by Podium op die tafel gespring toe ons dit gehoor het. Nie alleen is die Gouden Ganzenveer waarskynlik die mees gesogte literêre prys in Nederland nie, maar dit is bowendien uniek dat die prys toegeken word aan ’n nie-Nederlandse skrywer.”

De Gouden Ganzenveer sal op 19 April tydens ’n geleentheid in Amsterdam aan Krog oorhandig word. “Ek is verbysterd en op ’n vreemde manier tog ook ontroerd,” het sy gesê in reaksie op die nuus. “Dit is ook uitermate heerlik dat 'n taal en letterkunde deur wie mens self so veel en diep verryk is, voel dat daar nie net gevat is nie, maar ook iets van waarde terug gegee is.”

Krog se jongste publikasies sluit in:

Lady Anne: A Chronicle in Verse (2017, Human & Rousseau), ’n vertaling van die oorspronklike uitgawe van Lady Anne in 1989
Mede-wete (2014, Human & Rousseau), asook die vertaling Synapse, deur Karen Press

Mede-wete is onder meer bekroon met die Elisabeth Eybers-prys (2015), die ATKV-Woordveertjieprys vir poësie (2015) en ook die Hertzog-prys vir poësie (2017). Medeweten is in Nederlands uitgegee deur Podium, en Remo Campert sê onder meer in de Volkskrant die volgende: “Lees de hele bundel Medeweten. Dan zult u het hopelijk met me eens zijn dat Antjie Krog Nobelprijs-waardig is.”

Luister na die aankondiging.

Lees die persverklaring.

The post Antjie Krog ontvang Nederlandse prys vir haar bydrae tot Nederlandse kultuur appeared first on LitNet.

Vertical and lateral literary movements in a writer’s career. Breyten Breytenbach’s Windcatcher in the USA and the Low Countries

$
0
0

Photo of Breyten Breytenbach: LitNet

  1. Introduction

It was Louise Viljoen in the academic journal Internationale Neerlandistiek who introduced the concept of “minor transnationalism” to the Dutch language area – and the conceptual difference between “lateral” and “vertical” transcultural movements (2014: 3-26). In doing so, she referred to the compilation of essays Minor transnationalism, edited by Françoise Lionnet and Shu-mei Shih (2005). Transculturalism between the Netherlands and South Africa has evidently been a subject of study for some time now. However, the differentiation between vertical and lateral movements had not been raised before in transnational research of the literary traffic occurring between Afrikaans and Dutch.

In her book Die mond vol vuur (2014), Viljoen deals with the poetry of the South African writer Breyten Breytenbach. The author devotes a few paragraphs to the anthology Die windvanger (2007), which, together with Die beginsel van stof (2011) and Katalekte (2012), forms a trilogy in the poetic body of Breytenbach. The poet himself explained that he did not conceive the three volumes as a trilogy. However, the design of the three books, the similar typography, the print of one of his paintings on the cover of each book of poetry, and also the themes and the style, have contributed to the perception of a poetic trilogy. Viljoen goes on to refer to other interfaces, including the use of paradox and references to political and social events, in the three volumes. She speaks of “hermetic poetry” or, using a term coined by Brian McHale, “erasure” and “erasure techniques”, in Breytenbach’s more recent poetry (2014: 276). Breytenbach used the same title De windvanger and Windcatcher for a bilingual Afrikaans-Dutch and a monolingual English anthology of his collected poetry. On closer inspection, it emerges that the Afrikaans edition Die windvanger (Human & Rousseau) is the title of an original volume of poetry, a separate, identifiable volume that occupies its own place in the work of the increasingly prolific writer Breytenbach. The Dutch and American editions, carrying the same title in translation (De windvanger and Windcatcher respectively), are anthologies compiled by the author, both of which cover his poetry output from his debut Die ysterkoei moet sweet up to Die windvanger.

From a transnational perspective, it is of relevance to devote a few reflections to these compilations bearing the same title: first, the separate book of poetry that exists in Afrikaans, and the two foreign-language poetry anthologies. Breytenbach Die windvanger is present in three language areas. Using the terminology of Lionnet and Shih in Minor transnationalism, and as corroborated by Louise Viljoen, one could refer to the English anthology as a tool which Breytenbach uses to present, and promote, his work in the English-language world domain in certain ways. Within this research perspective, the Dutch edition at Podium can also be seen as a way to offer his poems, translated into Dutch, to a Dutch-speaking audience.

Anthologies such as Windcatcher and De windvanger can be read comparatively with each other, and alongside the separate collections of poems published between 1964 and 2007, from which the writer made the selection. Comparing editions thus yields data that provides insights into a writer’s poetic development.

These two perspectives are important for this research essay. On the one hand, there is the literary-institutional aspect: the way in which a writer is present in a literary landscape; how writers, through anthologies from their work, for instance, create an image of their own authorship at a certain moment in time. On the other hand, there is the poetical aspect: when an author draws up an anthology of his own work, he makes choices. Poems may be omitted or rewritten, while others may be presented in new constellations. The variations say something about the writer’s strategies and the development of his poetic opinions. These research perspectives – the institutional and the poetic-aesthetic – complement each other, particularly from my viewpoint as researcher, who has the luxury of being able to pore over three separate collections of poems that bear the same title, two of which are anthologies circulating in foreign circuits, ie circuits other than that of the Afrikaans language area.

Research into contemporary transnational text and writer movements between Afrikaans and Dutch is in its infancy. This article constitutes a very modest start. As far as I could tell, the trilingual Windvanger phenomenon in Breytenbach’s work has yet received very little attention, and even less from a transnational and a text and edition comparative perspective. In this academic consideration, I present some preliminary observations and nothing more than a brief research proposal.

  1. Double perspective on a case study

For this case study, I make use of a double perspective, comparative in nature. First, I introduce the genre of the author’s edition or the self-anthology. Writers sometimes combine previously published work and make changes to older texts for new editions. The first comparative perspective here concerns the different editions of a literary work. Variant material provides insight into the development of a writer's poetics. I illustrate my point with a concrete example. The trilinguistic title, Die windvanger / Windcatcher / De windvanger by Breyten Breytenbach, is available in the language regions of Afrikaans, Dutch and English. The Afrikaans work, Die windvanger, is a publication of a separate kind – it is an original collection of poetry – in contrast to the American and Dutch editions, published by Harcourt Inc (Orlando, USA) and Podium (Amsterdam) respectively. In other words, with that same title (in translation), Breytenbach has created a collection of poetry for the English and Dutch/Flemish book markets which is different from the one for the South African market. Windcatcher and the Dutch De windvanger are, despite what the title suggests, not translations of the Afrikaans publication. I use the fact of these different publications as a starting point to present cultural and sociological thoughts on transnational movements of texts, and the distinction between vertical and lateral transcultural shifts in writer careers and text movements. From a comparative perspective, the present case offers, in addition to a print(edition)-comparative study in the linguistic sense (three editions for three language areas), also a geographical crossover of literature: from the Afrikaans language area to Dutch, and also to English. In brief, this essay contains two themes, one on rewritings and edition versions, and a second one on Breytenbach’s poetry and international career movements.

  1. Rewritings and edition versions

Let me start with a Dutch expression that sounds more negative than intended: opportunity makes the thief. Writers seize moments to present their published work in different ways for themselves and for the cultural community, or the general public, if you like. The phenomenon of authors’ editions or self-anthologies is widespread: poetry which was first presented in other publications gets edited, sometimes rewritten, or arranged in a different way with a view to creating a new print, or collection. Some authors are more proactive in this than others. In many cases, a comparative study of different prints of the same literary text shows many variations on the same theme, ranging from minor word variations to new or modified verses and poems. After all, the poet today is no longer the poet he or she was back then. Usually, a few years lapse between poetry published for the first time and a compilation or a collection. Over the course of time and the course of a writer’s development, his views on literature, language and reality undergo sometimes minimal and at other times spectacular changes. Poetic and aesthetic shifts in an oeuvre are evident in the compilation of alternative readings of literary texts. We cannot read the mind of a writer. Text material, and in this case alternative text material, is what provides the researcher with the tools to make statements about trends in a writer’s poetics, about the writing craft and about the ways in which an author presents his work in the public arena.

Given the relevance of such a textual approach, with due attention to the text’s history or text’s development, it is surprising that a comparative study of print versions in prose and poetry is not undertaken more often. Parallel readings of different versions of the same text yield information that grants insight into the author’s poetic ideas and aesthetic suppositions. Moreover, it is not just about changes in the text. Even the composition of compilations, and hence the compilation principles, the choice of motto and instructions, or the title of a novel or a poem, can change over the years.

For this contribution, I will confine myself to the genre of poetry. Writers utilise reshuffling or recycling techniques in the course of having their work reissued. They may pursue very different strategies, hold very different beliefs and use different procedures during the process of revising previously published poetry. For example, canonical Flemish writers Hugo Claus and Paul Snoek seized every opportunity – that is to say, the reissuing of a volume of poetry or the publication of an anthology – to make changes to their texts, sometimes adding poems to a volume, or deleting poems, adjusting the composition of poem series, etcetera. Claus would edit and rewrite poems, while Snoek would present poetry in new, theme-based constellations (De Strycker & T’Sjoen 2013). In international literature, there are countless examples of writers who use the event of recompilation of their poetry, and reissues, as an opportunity to rewrite their work. WH Auden, Charles Baudelaire, TS Eliot, Elisabeth Eybers, Lucebert, Ezra Pound, Rainer Maria Rilke – this is just a random selection – have all reintervened in poems being presented for a second or third time, in complete works or self-anthologies. In Afrikaans poetry, as far as I can tell, limited attention has been paid to the study of reissue versions within the oeuvres of writers. The collected poetry of Ina Rousseau and the different reprints of her poetry have been examined in great detail in a thesis submitted to the University of Stellenbosch (Kleyn 2012), and the prose of Etienne Leroux has been the subject of a doctoral dissertation. An issue of Stilet (2004) contains contributions by John Kannemeyer, who taught editing at Stellenbosch for a few years, and HP van Coller. I am, undoubtedly, overlooking a few case studies, but this kind of research into Afrikaans poetry seems fairly thin. I brought up the case of Elisabeth Eybers from a comparative literature point of view, and posted the following research question on the poetry weblog Versindaba:

A print-comparative study can be organised for Elisabeth Eybers and, without a doubt, for more South African writers. I am currently rereading three revised prints of Versamelde gedigte (1990, 1995 and 2004). At the back of the beautiful edition of 1995 which was published to mark Eybers’s 80th birthday, the writer gave the following account:

Hierdie versamelbundel bevat die gedigte wat ek tussen my sewentiende en agt-en-sewentigste jaar geskrywe het, met die volgende uitsonderings: veertig van die ses-en-veertig verse uit my eerste bundel wat in 1936 verskyn het en uiteraard uit onervare jeugwerk bestaan, ’n stuk of tien gedigte uit die drie daaropvolgende bundels, asook één vers uit die werk wat ontstaan het nà my landverhuising in 1961. Die afgekeurde verse lyk my by nader insien op namaak, in die laasgenoemde geval wél eg maar indiskreet. (1995: 653)

Although Eybers’s first anthology, Versamelde gedigte at Van Oorschot (Amsterdam 1957), contained only six poems from her first book of poems, the reason for this choice had already become obvious for the first time in a publisher’s note to Gedigte 1936-1958 (Tafelberg, Cape Town 1978): “By die samestelling van Gedigte 1936-1958 is in oorleg met die digteres besluit om net ses gedigte uit Belydenis in die skemering op te neem.” Eybers’s explanation is always included in subsequent reprints in the catalogues of Human & Rousseau, Tafelberg Publishers and Querido. […] This authorised quotation can be used as a basis for a text-comparative study of Eybers’s poetry.

This is not the time or place to delve into the details of her bibliography, but, given the stature of Eybers as a literary personage, it can be said that her poetry deserves our attention from a textual-comparative perspective.

  1. Compilation editions as a marker

The author’s edition, otherwise referred to as a self-anthology – the choice which the writer makes from his or her own collected work – is interesting from a perspective other than one that purely compares text. Besides text and composition versions (the text material), we can also turn our attention to the poetic-strategic principles that underlie the publication of a poetry compilation. Writers of renown and publishing houses with financial scope can, at some point, decide to offer a differentiable anthology of the existing poetry. It goes without saying that commercial and, therefore, mercantile considerations can motivate such publications. When poetry is reintroduced onto the market, an anthology can promote sales and, therefore, the writer’s institutional position and, hence, his or her public prominence. Many reasons of an economic, sociological or cultural nature – such as production subsidies or the financial support of a trust or foundation – may contribute to the decision to publish such collections. Strategic and poetic considerations, however, also play a role. The poet may wish to place a marker in his authorship or close a particular creative phase of his, or may envisage a shift in the material production, the language conceptions or the literary discourse or his poetical thinking. Even from this aesthetic and poetic perspective, numerous reasons may lie behind the decision to draft a compilation or issue a reprint of previously published literary texts.

  1. The transnational Breyten Breytenbach

These more literary-theoretical thoughts bring us to the case study of Breytenbach’s so-called self-anthologies, or self-organised poetry compilations, such as Windcatcher and De windvanger. This phenomenon and accompanying problematic, which I have been broaching in general terms, start to deepen and become more interesting when a writer of international renown, such as Breyten Breytenbach, decides to make a selection from already published poetry volumes, for various language areas and with funds of foreign-language literary publishing houses. Not only did the South African writer compile for the Dutch book market the Afrikaans anthology Lady one. 99 liefdesgedichten (Meulenhoff, Amsterdam 2000), which contains erotic poetry that was first presented in different, separately published collections of poetry; but also, in South Africa, there exist anthologies which Breytenbach had compiled from his own work: Die handvol vere, ysterkoei-blues. Versamelde gedigte 1964-1975 and Die ongedanste dans. Gevangenisgedigte 1975-1983. The year 2007 saw the publication of Breytenbach’s Die windvanger at Human & Rousseau (Pretoria/Kaapstad), Windcatcher at Harcourt Inc (Orlando, USA) and De windvanger at Podium (Amsterdam). The issue De windvanger is a bilingual Dutch-Afrikaans edition. Rumour has it that the Dutch edition is based on the American one. However, the translators added a note, explaining that they had based their Dutch translations on Afrikaans source text. For translation studies, this offers an interesting case

The author’s editions compiled by Breytenbach himself show a different text selection, a different text composition. The Afrikaans Die Windvanger, which received the Hertzogprys in 2008, is different from Windcatcher and De windvanger. A comparative reading of the English and Dutch editions reveals that the author, whether or not in consultation with the publisher, editor and translators (in the case of the Dutch edition), offers and, therefore, displays a selection of his work stretching from his debut poetry volume, Die ysterkoei moet sweet (1964), in a variety of ways. In other words, Breytenbach presents his De Windvanger / Windcatcher differently in different language areas (South Africa, the Low Countries and the USA). He applies different selection criteria and, in that way, constructs different images of his poetry, which amounts to presenting a multiple literary personality.

To try to verify the author’s intentions would be purely speculative. Neither is it my intention to present the results of a comparison of print editions, translations, literary systems and reception by critics. Whichever way, a reading from one of those four perspectives proves revealing.

  1. Some research issues

[1] The print-comparative reading of compilation editions in different languages grants insights into Breytenbach’s selection strategies. Die windvanger (Afrikaans edition) contains nine headings with 105 poems in total. These are the nine sections in Die windvanger:

1 daar is geen tyd [1]
2 fluit-fluit [23]
3 lappesait [10]
4 najaarsverse [7]
5 reispapier [8]
6 die hart se dinge [15]
7 akkediskak [9]
8 die windvangerlied [17]
9 opsystaan [15]

The division into sections in De windvanger and Windcatcher are identical:

De Windvanger

Gedichten 1964-2006

Dutch/Afrikaans

I IJzerkoeienblues/Ysterkoei-blues [32]
II De ongedanste dans / Die ongedanste dans [30]
III De meetsnoeren vielen mij in liefelijke driven / Die meetsnoere het vir my in lieflike plekke geval [30]

Dutch edition: translation of Afrikaans poems

[Hesselink, Vancrevel & Van Dis]

Windcatcher – American edition: English source texts by Breytenbach. According to the colophon in Die windvanger, all but a few poems were first published in that edition. Die windvanger is not an anthology with reprints, but an original work of poetry, which, according to the back cover of Katalekte, became part of a trilogy consisting of Die windvanger (2007), Die beginsel van stof (2011) and Katalekte (2012). In her overview, Die mond vol vuur, Louise Viljoen highlights the significance of the typical Breytenbachian title:

Die poging om ’n poësie van die niet te skryf, is reeds aanwesig in die titel van Die windvanger. Die titel suggereer dat die digter ’n windvanger is, iemand wat die onmoontlike probeer regkry deur die wind (die niks) te vang (vergelyk ook die afdelingtitel “die windvangerlied”, WV 123). (Viljoen 2014: 284)

The bilingual Dutch-Afrikaans edition with the same title, De windvanger, comprises three headings, with titles referring to Breytenbach’s anthologies Ysterkoei-blues and Die ongedanste dans, completed with the third heading “Die meetsnoere het vir my in lieflike plekke geval. Gedigte van buite 1983-2006”, and contains a total of 92 poems in a parallel translation. The question is, then, what choices were made, and how did these textual changes result in a new book of poetry – despite the book containing older, published material?

[2] From a translational perspective, it is possible to examine the extent to which Breytenbach wrote his parallel versions either in Afrikaans or in English. We are here talking about the process of translation by the author himself, just as was done by André Brink in the case of his novels. For Breytenbach, the poems in Afrikaans and English are all “originals”. Interesting questions that present from a research perspective are whether the texts in both languages show semantic, structural, rhythmic and other differences; and, what was the input of the Dutch translators Adriaan van Dis, Krijn Peter Hesselink and Laurens Vancrevel? The last wrote a predominantly biographical afterword in the Dutch edition under the pseudonym of Laurens van Krevelen. This interpretation has undoubtedly determined the critical reception and presentation of Breytenbach in the Netherlands since 2007. Breytenbach’s poems in Afrikaans, English and Dutch are different texts, originals and translations, and can be studied from a comparative angle.

[3] From a literary-institutional perspective, it is very much relevant to examine the position of Die windvanger, Windcatcher and De windvanger in the circuits of Afrikaans, Anglo-American and Dutch literature. How does Breytenbach position himself in different language areas; what positions or kinds of exposure does he occupy in American, Dutch and Afrikaans literary publishing lists? Based on which contacts or networks does cooperation with those publishers come about? In terms of literary-social activity, one can, for example, state that, until recently, the author has taught creative writing at the University of New York City. Ever since the 1970s, a close link has existed between Breytenbach and the Dutch language area, where he puts in regular appearances. This anecdotal information can be factored into a literary-sociological approach.

[4] Finally, our present case study can also be regarded from the point of view of critical reception. How have the various author editions, or self-anthologies, of the poet Breytenbach been received in the USA, in the Low Countries and in the Afrikaans literary systems? I’m referring to Windcatcher (USA), De windvanger (Netherlands) and ’n Handvol vere, Ysterkoei-blues and Die ongedanste dans (South Africa). How is the distribution of the editions organised, what promotional campaigns are set up and what is the reaction of professional critics, journalists and academics to the anthology? Are there varying reader expectations according to language area, are different expectations created and how does the author come across on continents other than his own? To what extent do Breytenbach and the publishers steer the reception with author interviews, public appearances or cultural networks? These are very relevant research questions which I will not continue to discuss here.

  1. Transnational literary movements

For the last part of the paper, concerning transnational dynamics of writers and texts, I am using the edition of Die windvanger authorised by Breytenbach in South Africa and, later on, the anthologies in the USA and the Netherlands with the same title. They are the starting point for more general reflections on transnational movements in the authorship of this internationally renowned author. I will formulate the research issue and shortly present the theoretical context for further examination.

The following observation is not meant as rigid opinion, but wants to present an open door: writers and texts circulate and function not only in the landscape where the literary work was produced, distributed and initially received. Indeed, in many cases, they exceed the boundaries of their own language area or the national circuit to which their literature belongs. This occurs by means of translations, performances at international festivals, interviews in foreign-language media, intercultural networks, and reception texts and critical repertoires of foreign-language writers and literary critics. Comparative cultural-sociological research into literary dialogue that transcends national boundaries and language areas, and, thus, research into international routes of writers and texts, is studied under the general cultural-sociological header of transculturalism or transnationalism. Many cited studies of Pascale Casanova (1999), David Damrosch (2003) and Jahan Ramazani (2009) are based on a broad concept of internationalism, and even refer to “supra-nationalism” and “transnational poetics”.

The broad-based concept of “transnationalism” to describe the process of globalisation, however, is not always adequate as an instrument, since it functions in a too general way for describing specific writer careers and specific text movements from a global perspective. Careers and text movements take different courses as they cross borders and pass into different language areas. A more solid grid to work with is the concept of “minor transnationalism”, as coined by Françoise Lionnet and Shu-mei Shih. According to Louise Viljoen, and in line with the premises in the introduction of the book Minor transnationalism (2005), we can, where Dutch and English are concerned, distinguish vertical and lateral movements as concern contemporary Afrikaans literature. In an earlier quoted contribution in Internationale Neerlandistiek, Viljoen describes the transnational shifts in the work of canonical Afrikaans writers, such as Breyten Breytenbach, André Brink, Etienne van Heerden, Antjie Krog and Marlene van Niekerk, towards the Dutch language area and, by extension, into the European literary space.

There is, of course, not always, or only, a movement from a particular language area in the direction of the metropolis of world literature. The lingua franca of world literature today is English. The heart of the world literature nowadays is Anglo-American. For the contemporary writer, access to the British and American book market is nothing less than a conditio sine qua non for an international reputation. This vertical development from a smaller language area to the epicentre means that a work originally established in a small or medium sized language and in a rather peripheral cultural context passes, by means of translation into English or publication with an English-speaking publishing house, into what Pascale Casanova, French sociologist of culture, refers to as (in line with Goethe’s concept of “Weltliteratur”) the “République mondiale des lettres” (1999). But, there is more. There are also lateral movements from a smaller literary system towards other languages – towards other relatively small or medium sized language areas – at play. Lionnet and Shih sum it up as follows: “We realised […] that our battles are always framed vertically, and we forget to look sideways to lateral networks that are not readily apparent.” A vertical movement is, according to Louise Viljoen, a shift from (considered globally) a marginal literature to the centre of the world – from Afrikaans or Dutch to the English language area. A lateral movement takes place “tussen ’n marginale letterkunde en ’n letterkunde wat deel vorm van die Europese sentrum, maar nie noodwendig ’n sentrale rol daarin beklee nie” (Viljoen 2014: 6). In the latter case, these are movements between the “marginal language” of Afrikaans and Dutch, which, from a European perspective, is a medium sized language. Dutch is used by 23 million mother tongue speakers and is, as such, smaller than German, English, French and Spanish, but larger than the Scandinavian languages and some romance languages. Dutch clearly does not belong to “die magtige metropolitaanse sentrums van die wêreld” (Viljoen 2014: 5), as was the case in the Golden Era of the seventeenth century. In fact, in some cases, the literary space in the Netherlands is a crucial transit zone to other European literatures, such as, for example, German and French literature (eg Antjie Krog, Charl-Pierre Naudé and Breyten Breytenbach). Dominique Botha’s debut, False river, has been translated from the simultaneous Afrikaans debut, Valsrivier (2013), into French. The same translator, Georges Lory, was involved in the French anthology La femme dans le soleil (2015), which featured poems by Breytenbach.

In conclusion, I want to return to my contextual approach of Breytenbach’s multilingual compilation editions. Breyten Breytenbach’s literary work is, in many cases, not always simultaneously available in Afrikaans and English. As already stated, he refers to his texts in both languages as “originals”. In addition, Breytenbach’s poetry, prose and essays are available in Dutch translation. By submitting De windvanger to the American publishing house Harcourt first, and then offering it in Dutch, two movements can be distinguished: a lateral movement towards the Netherlands and Belgium, and a vertical movement into the English sphere. Reception study would be able to illustrate different readings of Breytenbach’s poetry in South Africa, Europe and the USA.

  1. Conclusion

An overview of Afrikaans literature, like any history of literature, requires a supra-national or transnational perspective. Such a study does not exist, and neither, for that matter, does it exist for Dutch literature. We do not even have a Belgian history of literature (with Dutch and French literature in Belgium), let alone an appraisal of Dutch literature’s place in the European context. Cultural transfers between foreign-language poetry systems at home and abroad, through external translation or self-translation or otherwise, are inherent to the dynamics of the literary landscape. It is, nevertheless, enriching for a history of literature to highlight the transcultural movements of texts and writers. The literary “cross-border traffic” between Afrikaans and Dutch in terms of poetry is the precept of a new book (forthcoming in 2016) of mine. In Die suiderkruis bo ’n berg – the title has been taken from a poem by Breytenbach – I examine the presence of South African authors in Dutch literature. Both writers and writer-compilers (such as Komrij, Kopland, Kouwenaar, Lucebert and Ten Berge), as well as institutions (the periodical magazine Raster, for instance), have contributed to the transmission of literature between Afrikaans and Dutch. I also survey cultural mediators, such as translators and publishing houses. I analyse the transnational movements in the writing careers of Charl-Pierre Naudé and Gert Vlok Nel; the historically earlier publications of Sheila Cussons and Ingrid Jonker; Ronelda Kamfer, Antjie Krog and Wilma Stockenström in Dutch; and the presence of Dutch poets in Afrikaans. The case of Breytenbach is especially noteworthy because his poetry circulates and functions in Afrikaans, Dutch and English – in South Africa, the Low Countries and the United States – but also in France, Germany and some other European countries. From a transnational point of view, it is interesting to undertake a reception-study of Breytenbach in those different language areas. A study involving different and complementary research questions surrounding Breytenbach’s compilations De windvanger and Windcatcher (and the separate Afrikaans volume, Die windvanger), to start with, is of high interest from a comparative, transnational point of view – and, thus, from the perspective of what can be called a distant reading. Research on the constitution of foreign images of a canonical Afrikaans poet can start right here.

 

Bibliography

Breyten Breytenbach, De windvanger. Gedichten 1964-2006. Krijn Peter Hesselink, Laurens Vancrevel en Adriaan van Dis (vertaling). Amsterdam: Podium 2007.

Breyten Breytenbach, Die beginsel van stof. Kaapstad/Pretoria: Human & Rousseau 2011.

Breyten Breytenbach, Die windvanger. Kaapstad/Pretoria: Human & Rousseau 2007.

Breyten Breytenbach, Katalekte. Kaapstad/Pretoria: Human & Rousseau 2012.

Breyten Breytenbach, Windcatcher. New & Selected Poems 1964-2006. Orlando/Austin/New York/San Diego/London: Harcourt, Inc 2007.

Carl de Strycker & Yves T’Sjoen (red), “Remakes in de modern Nederlandstalige poëzie”, in Verslagen & Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 123 (2013) 1, 23-93.

David Damrosch, What is world literature? Princeton: Princeton University Press 2003.

Françoise Lionnet & Shu-mei Shih, “Introduction”. Minor transnationalism. Françoise Lionnet & Shu-mei Shih, (eds). Durham/London: Duke University Press, 1-23.

HP van Coller & V Teise, “’n Ontstaans- en resepsiegeskiedenis: komponente van die kommentaardeel van 'n voorgestelde histories-kritiese uitgawe van Die eerste lewe van Colet (Etienne Leroux)”, in Stilet 16 (2004) 1, 50-67.

HP van Coller, “Edisietegniese praktyk in die Afrikaanse letterkunde: ’n oorsig en evaluering”, in Stilet 16 (2004) 2, 49-86.

Jahan Ramazani, A transnational poetics. Chicago: University of Chicago Press 2009.

John C Kannemeyer, “Die stand van die Afrikaanse edisiewetenskap : 'n bestekopname en 'n persoonlike rekenskap”, in Stilet 16 (2004) 2, 30-48.

Louise Viljoen, “Die rol van Nederlands in die transnasionale beweging van enkele Afrikaanse skrywers”, in Internationale Neerlandistiek 52 (2014) 1, 3-26.

Louise Viljoen, Die mond vol vuur. Beskouings oor die werk van Breyten Breytenbach. Stellenbosch: SUN Press 2014.

Pascale Casanova, La République mondiale des lettres. Paris: Éditions du Seuils 1999.

Shané Kleyn, Variante in die poësie van Ina Rousseau. Stellenbosch: Stellenbosch University 2012 [unpublished].

Many thanks to the Department Vertalen, Tolken en Communicatie (Ghent University) and Charl-Pierre Naudé, who reviewed my translation.

Yves T’Sjoen (Ghent University / Stellenbosch University)

The post Vertical and lateral literary movements in a writer’s career. Breyten Breytenbach’s <em>Windcatcher</em> in the USA and the Low Countries appeared first on LitNet.

Een interview met Dan Sleigh over Eilande

$
0
0

Dan Sleigh (Foto: Naomi Bruwer)

 

Kaapstad, november 2017

Literatuur en films lijken in toenemende mate de grens tussen feit en fictie te thematiseren. In de aftiteling van films verschijnen steeds vaker framende teksten als “Gebaseerd op feiten”, of ”Geïnspireerd door ware geschiedenis”. Krotoa (2016), de film over het gelijknamige Khoisan-kindbediendemeisje van Jan van Riebeeck, heeft bijvoorbeeld de discussie over hergebruik van de geschiedenis in een nieuw verhaal weer doen losbarsten. Een soortgelijk proces is zichtbaar bij romans.

De roman Eilande (2002) (in 2005 vertaald als Stemmen uit zee) beschrijft de eerste jaren van de Hollandse nederzetting aan de Kaap. Auteur Dan Sleigh koos zeven decennia om in zeven hoofdstukken bij monde van zeven personages hun verhaal over de vroege Kaap te vertellen. Sleigh, historicus en voormalig redakteur van TANAP, een project dat ten doel had VOC-documentatie te digitaliseren, is inmiddels 80 jaar. In zijn huis in Pinelands, een lommerrijke wijk van Kaapstad, blikte ik met hem terug op zijn boek, de Kaapse geschiedenis en de grens tussen feit en fictie.

 

Eilande was de eerste van de vier grote, bekroonde romans die u sinds uw pensioen heeft geschreven. Wat is de achtergrond hiervan?

Ek was ’n historikus en ’n redakteur by die Kaapse argiefbewaarplek. Die meerderheid van mense wat historiese navorsing kom doen, probeer feite agterkom; hulle wil die waarheid ontdek. Toe sien ek daar is eintlik net stemme uit die verlede. Ek het begin belangstel in die effek van verskillende perspektiewe op wat gebeur het. Dit is hoekom die boek se titel Eilande is. Soos ek in die boek skryf: “Daar is geen geskiedenis nie, anders as die ontleding en vertolking van dokumente, ’n soektog na oorlewendes in eindelose ruimte.” Mense is eilande in die see van die geskiedenis. Daar is nie bloot een perspektief of een geskiedenis nie.

U schrijft in het voorwoord over de zeven vertellers: “Ons was soldate, ’n beeswagter, matrose, ’n klerk, mense met min emosie in ons woordeskat en bitter, bitter min emosie in ons lewens”. De klerk is Johannes Gulielmus de Grevenbroek, secretaris van de politieke raad van de Kaap. Het laatste hoofdstuk is geschreven vanuit zijn perspectief. Wat heeft u op hem doen besluiten?

Al die afskrifte van die Politieke Raad se vergaderinge, korrespondensie en geheimbriewe tussen 1684 en 1695 is deur Grevenbroek geskryf en onderteken; hy het dus definitief ’n baie diepgaande kennis van die Kaap gehad. Ons weet egter maar bitter min van Grevenbroek as persoon. Hy was ’n sekretaris, en sekretarisse praat nie self nie. Gelukkig het hy na sy aftrede ’n lang brief oor die Kaapse inboorlinge geskryf, oor die “Hottentotte”, soos hulle hulle genoem het. Die brief is baie provoserend en persoonlik. Grevenbroek het nie saamgestem met die uitbuiting van die Koina en Sonqua deur sommige van die Hollandse goewerneurs nie. Die brief wys ons ietsie van sy persoonlikheid. Ek het gevoel dat dit interessant sou wees om Grevenbroek as een van die vertellers te gebruik.

U heeft waarschijnlijk meer tijd bij Grevenbroek in de Kaapse archieven doorgebracht dan wie dan ook. Wat is uw indruk van Grevenbroek?

Hy was ’n Hollander wat in Leiden grootgeword het. Ons weet dat hy in 1684 na die Kaap toe gekom het, en dat hy iewers tussen 1725 en 1727 naby Stellenbosch gesterwe het. Dit is die gegewens uit die argiewe. Vir die persoonlike inhoud is ons afhanklik van sy brief oor die Koina en Sonqua. Hy skryf daar byvoorbeeld dat die Stellenbossers “monsters” is. Hoewel hulle maar eenvoudige boere was, is dit nie wat ’n Christen sê nie. Hy  wou ook nie ’n graf in die kerk se begraafplaas hê nie. Terselfdertyd gaan slaap hy in die kerk om hom te beskerm om die klok te lui as die rivier sy walle oorstroom, as die Kaapse storm oor die dorp jaag, en gee hy om vir die samelewing. Sy kennis van die Latynse en Griekse letterkunde is merkwaardig; hy het byna weggekruip in die antieke wêreld. Hy het definitief ’n ander waardestelsel gehad as die Stellenbossers. My indruk is dat Grevenbroek ’n eensame intellektueel was wat baie bitter gevoel het oor die intellek van die mense wat hom omring het en die korrupsie van die administrasie.

Is uw vriendschap met Grevenbroek tijdens en na het schrijven veranderd?

My vriendskap met Grevenbroek het nie rêrig verander nie. Hy is ’n unieke man, in die opsig dat die omvang en diepte van sy werk uniek is. Daar is later skrywers soos Valentyn (1666–1727) wat ook positiewer skryf oor die Koina en Sonqua as die gemiddelde Europeër, maar nie soos Grevenbroek nie. Kom ons kyk in die boek:

Wat De Grevenbroek geïnteresseer het, was die vraag: Daardie inboorlinge wat uit hierdie waterryke oewerweiding verdryf is, wat het van hulle geword? Hoe meer hy oor hulle gelees het, hoe meer wou hy oor hulle lot weet. Die antwoorde, vir hom as ’n nuwe Kapenaar, was uiters interessant. Dit wou voorkom asof die Kompanjie hulle opsetlik aan drank en tabak verslaaf gemaak het om hulle beeste goedkoop in die hande te kry. Die beeste was nodig vir landbou en vervoer. Valentyn, die predikant, het reeds een en ander daaroor gepubliseer. Hy, De Grevenbroek, sou dit ook doen; miskien was hy tog hier in die beste posisie om ’n bydrae tot die menslike kennis, tot die rekord, te maak. (702)

U schrijft: “Stellenbosch is ’n dom en blinde dorp, en daar is min hoop dat dit sal verander”. (688) Wat denkt u dat Grevenbroek het meest gegriefd heeft over het leven in de vroege Kaapkolonie?

My vernaamste belangstelling was die haat en wroeging jeens die goewerneurs Simon van der Stel (1679–1691) en sy seun, Willem-Adriaan (1691–1707). Hulle was groot diewe. Willem-Adriaan het die buitepos Hottentots-Holland, naby Stellenbosch, eenvoudig geskrap uit die kompanjie se boeke en dit vir homself gevat. Hy het groot eie besittings gehad en die Kompanjie se slawe gebruik om die buitepos te omskep in een van die grootste plase in die Kaap, hoewel albei sake verbode was vir ’n goewerneur.

U schrijft daarover in het boek: ‘“Dit is waarom die geskiedenis hom moet herhaal,” het die boer Tas op ’n keer gesê, “want die dom donders wil nie leer nie.”’

Presies. As ek nie uit die argiewe geweet het van ’n buitepos op Lourensrivier in die Hottentots-Holland nie, sou ek nie vermoed het so iets het daar bestaan nie. Die geslag wat dit geweet het, is uitgesterf. Sekretaris De Grevenbroek was verontreg deur daardie twee here, en het gegrief gevoel. Let wel: hy was nie deur hulle beledig nie – hy het immers geen eer of faam verloor nie (691). Tussen die Stellenbosse boere was hy ’n intellektueel wat hom bekommer het oor onreg en etiese oorwegings. Hy gee ’n unieke perspektief op die Kaap, en op geskiedenis en die mens in die algemeen.

Was er buiten Grevenbroek enig historisch bewustzijn in de kolonie?

Ek glo die lêers en verslae van de Kaapse Raad was bloot ’n vereiste van die VOC in Amsterdam, en nie noodwendig ’n bewys van historiese bewussyn nie. Die Kasteel het boodskappers gehad wat die ervarings van die mense moes gaan dokumenteer. Daar was dus ’n historiese bewussyn, maar daar is min skriftelike bewys daarvoor.

Heeft u achteraf spijt van iets wat u misschien vindt dat u te sterk geïnterpreteerd heeft, of te zeer gefictionaliseerd?

Nee, glad nie. Tagtig persent van die boek is feite. “Waar ek die feitelike gegewens verander het, was dit ter wille van die leser, en die besluit was my eie,” het ek geskryf. Dit is nog so. Daar is altyd sekere kernmomente wat mens moet uitdink, omdat daar nie bewyse voor is nie. Ons weet byvoorbeeld nie hoekom Grevenbroek die Kaap kortliks verlaat het om later weer terug te kom nie. Grevenbroek se brief oor die Koina en Sonqua is byna poëties waar dit oor die Kaapse flora handel. Ek het dus maar besluit dat hy met Van Reede saamgekom het vanweë sy botaniese belangstelling – en natuurlik die salaris.

Hoe past uw boek binnen de bestaande VOC-geschiedenissen? Veel is toch erg goed gedocumenteerd in de koloniale admininstratie.

In my navorsingsboek Buiteposte skryf ek dat die VOC twee eeue lank die pilaar van die Verenigde Provinsies van die Vrye Nederlanders was. Daar was ’n spreekwoord: “De Caab verlooren, de Kompagnie verlooren.” Elkeen kon dit soos ’n kinderrympie opsê: die sleutel tot Nederland se ekonomie was die Kompanjie, die sleutel tot die Kompanjie se sukses was die besit van Oos-Indië, die sleutel tot Oos-Indië was die Kaapse verversingstasie. Ek skryf in die boek: “Dekades later het hy [Grevenbroek] self uitgevind wat in daardie wankelrige kaartehuis nog ontbreek het, dat die sleutel tot die Kaapse verversingstasie sy buiteposte is. En selfs dié kennis was nie volledig nie. Die buiteposte was lewende mense.” Dit is ook die verhaal van my eie ontdekkingsreis. Toe ek begin skryf het, probeer ek nog die waarheid van die geskiedenis agterkom. Eers later het dit deurgedring dat ek meer belangstel in Grevenbroek se perspektief. Of dalk was dit omdat ek gevoel het dat daar nie rêrig ’n ander moontlikheid vir my was nie. Ag, op die ou end is Eilande maar net my indruk van Grevenbroek se storie oor die Kaap.

Eilande is vertaald in het Nederlands en Engels, en later apart voor de Amerikaanse markt, en het is meermalen bekroond in binnen- en buitenland. Wat kunt u zeggen over de belangstelling voor het boek?

Daar is in Suid-Afrika meer skrywers as lesers, of byna net soveel. Dit is nie ’n gesonde situasie nie. Die uitgewerye bestaan, maar hulle floreer nie. Ek dink die boek het oorsee meer impak gehad. Daar is ook ’n ander geskiedenis en politieke klimaat, wat dalk mag verklaar hoekom die boek daar baie goed ontvang is. André Brink het die Engelse vertaling gedoen, en toe kom daar nog ’n ekstra Amerikaanse vertaling, wat trouens nogal meer vloekwoorde in het. Maar dit is rêrig ’n mooi uitgawe; die boek voel luuks en outyds. Die oorsese resensente was baie positief. Stef Bos het vanjaar nog ses kopieë gevra.

Kunnen we nog meer romans van u verwachten?

Ek gaan nie nog romans skryf nie – ek is klaar met hulle – maar ek sal aanhou geskiedenis skryf. Ek doen nou navorsing op Bokbaai, ’n ou plaas op die Weskus. Die Engelse het daar kalk gewin. Die Groenpunt-vuurtoring en die regering se Tuinhuis en die nuwe Slawehuis is almal van Bokbaaikalk gebou. Die Hollanders het eerder skulpe van Robbeneiland gebruik, maar dié het opgeraak en toe is daar twee oonde op Bokbaai gebou, wat in die Engelse tyd gefunksioneer het. Die Hollandse skip Rygersdael is daar gestrand, en 50 matrose is by die riviermond begrawe. Dit is meer ’n argeologiese geskiedenis – ek het besluit ek gaan nie ’n roman daaroor skryf nie. Ek hoop net ek sal die navorsing nog by lewe en gesondheid kan klaarmaak!

Eilande
Dan Sleigh
Uitgewer: Tafelberg
ISBN: 9780624041184

The post Een interview met Dan Sleigh over <em>Eilande</em> appeared first on LitNet.

Juliana. Een vorstin in een mannenwereld deur Jolande Withuis: ’n lesersindruk

$
0
0

Juliana. Een vorstin in een mannenwereld
Jolande Withuis
Uitgewer: De bezige bij
ISBN: 9789023449485

’n Boeiende en uitgebreide biografie oor wyle koningin Juliana van Nederland, getiteld Juliana. Een vorstin in een mannenwereld, het gedurende 2017 verskyn. Jolande Withuis, ’n sosioloog, historikus en bekroonde skrywer, het ongeveer ses jaar aan die navorsing en skryf van die boek gewy. Die biografie ontlok ’n geweldig goeie reaksie van die Nederlandse media. NRC Handelsblad se resensent verwys daarna as “een uitstekende biografie”. Ad Liempt, ’n joernalis verbonde aan die gewilde TV-program De Wereld Draait Door, beskryf die boek as verslawend.

Die skrywer slaag daarin om die leser mee te sleur na die inner sanctum van Juliana die mens. Die leser word ingelig oor Juliana se onderskatte deugde as politikus, diplomaat, feminis, asook charismatiese openbare spreker, geborduur oor die boeg van ’n veelbewoë eeu. Die ongewone invalshoeke is insiggewend, veral in die lig van die feit dat koningin Juliana selfs vandag nog te dikwels slegs met die holruggeryde Greet Hofmans-skandaal geassosieer word. Die Greet Hofmans-debakel het ontstaan kort ná die geboorte van die jongste Oranje-prinses genaamd Marijke (later bekend as Christina). Prinses Marijke is gebore met ’n ernstige oogprobleem. Beide prinses Juliana en prins Bernard het hulle tot die geloofsgeneser Greet Hofmans gewend vir hulp. Hofmans slaag nie daarin om Christina te genees nie, maar het wel ’n noue verband met koningin Juliana gesmee en as haar geestelike adviseur opgetree. As medium het Hofmans sogenaamde direkte goddelike boodskappe aan Juliana deurgegee. Die rol van hierdie vroulike Rasputin het mettertyd egter ’n doring in die vlees van beide prins Bernard en die Nederlandse kabinet geword. Hofmans is die paleis verbied en Juliana is gedwing om alle bande met die geloofsgeneser te verbreek.

Withuis besweer in haar boek die mite dat Juliana tydens die Tweede Wêreldoorlog veilig en sorgeloos in Kanada as voorstedelike moedertjie geskuil het. Haar vernuftige insette ten behoewe van die Geallieerdes, en haar knap aanwending van haar vriendskap met die Amerikaanse premierspaar, Franklin en Eleanor Roosevelt, dwing respek af. Tydens haar propasifistiese fase het Juliana alles in haar vermoë gedoen om die VSA oor te haal tot deelname aan die oorlog. Gedurende hierdie periode het Juliana ’n sterk identiteit en karakter openbaar en in ’n vaardige diplomaat ontpop. Sy het heelwat talente ontgin wat haar later tydens haar bewind goed te staan sou kom in haar strewe na ’n moderne, demokratiese monargie.

Na afloop van die Tweede Wêreldoorlog was Juliana in alle erns betrokke by die heropbou van Nederland. Sy het ook ’n belangrike rol gespeel in die Nederlandse oorgang na ’n moderne welsynstaat en Nederland daardeur op die voorgrond van sosiale hervorming in Europa geplaas. Ná haar vader, prins Hendrik, se dood, het sy hom onder andere as president van die Nederlandse Rooi Kruis opgevolg.

Juliana het rotsvas gestaan agter die uitbou van vroueregte, met spesifieke verwysing na die openbare sektor in Nederland. Tydens haar bewind is daar vir die eerste keer ’n vrou, Marga Klompé, as kabinetsminister aangestel. Deur Juliana se toedoen is die grondwet in 1983 aangepas met betrekking tot die opvolgingsreg. Te danke hieraan sal haar agterkleindogter, prinses Amalia, haar vader, die huidige koning Willem Alexander, opvolg, selfs al word daar dalk nog ’n manlike nasaat gebore.

Juliana was onwrikbaar teen die doodstraf gekant gewees. Volgens oorlewering het die Koningin lasbriewe vir die finale goedkeuring van die doodstraf gewoonlik argeloos in ’n lêer geliasseer. Weens koninklike etiket en dekorum is die saak dan net so onaangeraak gelaat. Tydens die oplegging van die doodstraf aan ’n Nazi-oorlogsmisdadiger in 1949 het Juliana voet by stuk gehou en die vonnis teëgestaan. Sy het selfs gedreig om te abdikeer ter wille van haar dogter, prinses Beatrix. Die parlement en ander saakgelastigdes het die vonnis gevolglik soos ’n warm patat laat vaar. Met verloop van tyd sou die parlement die doodstraf in 1983 uiteindelik finaal tot niet maak.

Juliana. Vorstin in een mannenwereld is nie met groot entoesiasme deur die Huis van Oranje ontvang nie. Dit is veral prinses Irene wat geen geheim daarvan gemaak het dat sy diep gekwets is deur die inhoud van die boek nie. Sy is naamlik van mening dat die boek inbreuk maak op die koninklikes se reg op privaatheid. Voorts maak sy die bewering dat Withuis as historikus te veel staat maak op haar eie interpretasie van gebeure.

Withuis is die voorreg ontsê van toegang tot die koninklike argief, asook gesprekke met lede van die koninklike familie tydens die voorbereidingsfase van die boek. Sy het wel toegang tot privaat korrespondensie (wat onder andere korrespondensie van Juliana se jare lange vriendinne insluit) verkry, asook heelwat ander ongepubliseerde materiaal. Withuis het verder uitgebreide onderhoude met relevante individue gevoer, onder andere die dogter van die destydse hofcouturier, Pretorius, en die vrouepredikant Welmet Hudig, wat Juliana se begrafnisdiens in 2004 waargeneem het.

Juliana was uiters geliefd onder haar onderdane – waarskynlik juis omdat sy so ’n versugting na “normaliteit” gehad het. Weens haar hooggebore herkoms was haar lewensverloop egter allesbehalwe normaal. Haar bemoeienis en empatie met haar volk se wel en wee, in sowel goeie as slegte tye, het ’n geweldige indruk op Nederlanders gemaak. Juliana was ook bekend vir haar uitgesproke wrewel teen die benepenheid van die Nederlandse monargie en pompeuse adellikes.

Volgens ’n anekdote het koningin Juliana haar kabinetshoof tydens een van die weeklikse oudiënsies by Paleis Soestdijk versoek om haar in plaas van die gebruiklike “Haar Majesteit” tog eerder as “Mevrouw” aan te spreek. Uit respek vir die koningin en protokol het die kabinetshoof homself uiteindelik sover gebring om die koningin as “Mevrouw Majesteit” aan te spreek.

Benewens Juliana se eensaamheid en isolasie as jong kind was dit veral die periode vandat sy en die jong prinsesse uit ballingskap in Kanada teruggekeer het, tot die einde van haar lewe wat groot uitdagings gebied het. Die tydperk as inwonende student aan die Universiteit Leiden (ook ’n eerste vir ’n koninklike van die Oranje-dinastie), asook die periode van ballingskap in Kanada word tog deur Withuis uitgelig as moontlik van die gelukkigste tye in Juliana se lewe.

Juliana se bewind van 32 jaar het afgespeel teen ’n agtergrond van wêreldwye, radikale maatskaplike wendings. Die Tweede Wêreldoorlog en die ingrypende nagevolge daarvan kan natuurlik nie geringgeskat word nie. Die inhoud van die biografie bevestig Juliana se unieke karakter en talente wat haar deeglik sou toerus vir die uitdagings en vraagstukke van dié tydperk. In vergelyking met haar internasionale koninklike tydgenote was Juliana haar koninklike portuurs ver vooruit en op die koop toe in voeling met die Zeitgeist van haar tyd.

Gedurende ’n televisie-onderhoud in 1987, ter viering van die goue huweliksherdenking van die koninklike egpaar, het Juliana die volgende stelling gemaak: “Ik ben altijd vooruitstrevend geweest. Ik heb altijd het land gehad aan alles wat conservatief was. Ik doe mijn leven lang mijn best om niet ouderwets te worden.”

Withuis beskryf prins Bernard, die koningin se eggenoot, as haar Achilleshiel. Bernard se deurlopende ontrouheid, gekonkel, ondermyning van haar gesag, klakkelose opportunisme en bedrog het vele ellende aan die koningin besorg. Met die Greet Hofmans-skandaal het Bernard verder behendig daarin geslaag om vir geruime tyd ’n wig in te dryf tussen koningin Juliana en haar oudste dogters, prinsesse Beatrix en Irene.

Mens kry die idee dat Bernard ook dikwels die etterpot roer in alliansie met, of eerder ter wille van, sy moeder, prinses Armgard zur Lippe-Biesterfeld. Withuis maak die stelling dat alhoewel Bernhard volgens alle aanduidings nie vir liefde met Juliana getrou het nie, hy sy moeder wel innig liefgehad het. Dit is ’n liefde wat miskien tog ietwat herinner aan die dinamika van ’n Oedipus-kompleks. Ten spyte van Bernard se kilheid teenoor Juliana, het sy lief gebly vir hom. ’n Paar keer het sy hom egter wel met egskeiding gedreig.

Die eerste krake in die sprokie was reeds tydens die egpaar se lang, uitgebreide Europese wittebroodsreis waarneembaar. ’n Nederlandse burger, wat toevallig ook in die Hôtel de Paris in Monte Carlo tuisgegaan het, maak die volgende stelling: “Aan de Grande Table kwam Juliana naar hem toe, maar hij is alleronhebbelijkst tegen haar voor de ogen van het publiek. Zij is vreselijk lief tegen hem en komt iedere keer weer, later aan een roulettetafel, en staat zijn rok af te borstelen. Maar hij neemt geen notitie van haar en praat alleen met andere vrouwen (....) Hij mag een prins zijn, een heer is hij niet.”

Juliana het tydens die wittebrood in ’n elegante swaan verander. Sy het ook gewig verloor – waarskynlik die invloed van Bernard. Besoeke is gebring aan bekende Paryse ontwerpers en die pers het berig oor Juliana se moderne kapsel, asook haar sjiek uitrustings en bykomstighede. Sy het dikwels die prentjie afgerond met ’n sigaretjie in die linkerhand.

Bernard het ongetwyfeld die grootste verraad jeens Juliana gepleeg toe die nou berugte voorbladartikel in die gesaghebbende Duitse nuustydskrif Der Spiegel (13 Junie 1965) verskyn het. Die tydskrif het die hele Greet Hofmans-skandaal onthul. Die artikel, met die titel “Zwischen Königin und Rasputin”, het Juliana se geestesgesondheid en bevoegdheid as vorstin bevraagteken. Ironies genoeg was die publikasie ’n geval van mosterd na die maal, aangesien die regering, in samewerking met prins Bernard, teen daardie tyd reeds daarin geslaag het om Greet Hofmans uit die koninklike paleis te verwyder. Jare later het prins Bernard beken dat hy self die informant van Der Spiegel was.

Juliana het reeds as jong meisie belangstelling in die mistieke en esoteriese getoon. Sy het in haar lewe verskeie simposiums in hierdie verband gefasiliteer en bygewoon – iets wat haar heelwat kritiek op die hals gehaal het.

Soos voorheen vermeld, was Juliana ’n charismatiese openbare spreker en op die koop toe ’n woordpaljas, geseënd met ’n fyn aanslag en spitsvondigheid. Sy het toehoorders selde onaangeraak gelaat. Sy het ook die meeste van haar toesprake self geskryf. Tot kabinetslede, adviseurs en prins Bernard se frustrasie het sy nie dikwels kompromieë met die inhoudelike aangegaan nie.

Die finale gedeelte van haar destydse inhuldigingsrede het ’n blywende indruk gelaat:

“Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak die zo zwaar was dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou begeren, maar ook zo mooi dat ik alleen maar zeggen kan; wie ben ik dat ik dat doen mag?”

Juliana se verwysing na die koningskap as “een mooie maar een zware taak” sou haar lewenslange mantra word.

Sy was na alle berigte ’n redelik eksentrieke vrou. Withuis maak byvoorbeeld melding van haar maniërismes, byvoorbeeld wanneer sy haar oë hemelwaarts gedraai het ten uiting van ’n oorwoë stelling. Haar gewoonte om norme te bevraagteken en onreg kaalvuis te takel, het seker ook genoegsame redes gebied om haar kritici tot raserny te dryf. Sy het die parogiale benepenheid van haar amptenare met ’n vlymskerp intellek en ’n goeie skoot koppigheid aangedurf.

Tydens die laaste geleentheid waar Juliana in die openbaar verskyn het, het sy vir oulaas die wenkbroue laat lig tydens die huweliksbevestiging van haar kleinseun, prins Maurits, toe sy as gereformeerde Protestant met devote gemak die Katolieke nagmaal meegemaak het.

Dit is verdrietig om vanuit die biografie te leer dat Juliana se laaste jare taamlik droefgeestig en eensaam was en dat prins Bernard nie tot die verligting van haar lydingsbeker bygedra het nie. Juliana is op 21 Maart 2004 op die rype ouderdom van 94 oorlede.

Jolande Withuis verleen gravitas en konteks aan ’n inderdaad buitengewone vorstin in ’n manswêreld. Juliana was ’n pionier en passievolle humanis wat die rol van die Europese konstitusionele monarg aansienlik verander het. Sy kan beskou word as ’n monarg wat, ondanks die “mooie en zware taak” van die koningskap, nie weggeskram het van die menslike reg om haarself te wees nie.

Leve Mevrouw Majesteit, Brava Jolande.

Hierdie lywige boek van oor die 700 bladsye is tans slegs in Nederlands beskikbaar, maar is gemaklik leesbaar vir Afrikaanse moedertaalsprekers. Juliana. Een vorstin in een mannenwereld is verkrygbaar van die uitgewers De Bezige Bij, http://www.debezigebij.nl/boeken/juliana. Prys R588.

 

The post <i>Juliana. Een vorstin in een mannenwereld</i> deur Jolande Withuis: ’n lesersindruk appeared first on LitNet.

Een nieuwe dageraad breekt aan: over verliefdheid, relaties en seks in Zuid-Afrika

$
0
0

 

Liefdesverdriet, Verliefdheid en seks in het Zuid-Afrika van na de apartheid
Niels Posthumus
Houten, Spectrum, 2017, 192 blz.
ISBN: 978 90 00 354818

Op 14 februari is het Valentijnsdag. Dan geven geliefden elkaar extra aandacht met bloemen, geschenken en etentjes. Maar als je Niels Posthumus gelooft, tref je in Zuid-Afrika niet zoveel rozengeur en maneschijn aan. Zijn boek is meeslepend geschreven en ruim gedocumenteerd. Hij noemt het zelf een journalistiek boek. Omdat het scharniert rond zeer expliciet gestelde onderzoeksvragen, noem ik het een sociaalwetenschappelijke studie, met als bijkomende kwaliteit dat de auteur zijn inzichten kristalhelder overbrengt.

 

De markt van de relaties tussen mannen en vrouwen is wereldwijd in volle beweging. Vriendschapsringen verdringen trouwringen. (foto: Herman Meulemans, Göttingen)

Niels Posthumus maakt me erg nieuwsgierig. Hij is geboren in 1981 in Zuidhorn, onder de rook van de stad Groningen. Hij studeerde politicologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en ruilde daarna Nederland in voor een dozijn Afrikaanse landen. Sinds 2012 is hij correspondent in Zuid-Afrika voor Trouw en BNR Nieuwsradio. Eerder werkte hij voor de Zuid-Afrikaanse krant The Star. Globetrotter en nieuwsbrenger met een scherpe pen is Niels Posthumus. Hij woont in downtown Johannesburg, in de hippe wijk Maboneng, “een zeepbel van regenboogfantasie”, waar het leven ondanks de vele problemen opvallend licht en vrolijk is. “Ik ben nooit in een land geweest waar meer wordt geflirt”, zo schrijft hij over Zuid-Afrika op zijn website. Van de calvinistische preutsheid, die soms wordt toegeschreven aan de geboortestreek van de auteur, merk ik niets. Integendeel.

Niels Posthumus (foto: Anne van Gelder)

De auteur is voor geen kleintje vervaard. Hij bijt zich vast in wat misschien wel het meest gevoelige onderwerp is dat in Zuid-Afrika kan worden besproken. Kan het zijn dat de Zuid-Afrikaanse apartheid, het racistische politieke systeem dat begin jaren negentig werd afgeschaft, vooral binnen de liefde nog doorwerkt? Hij voert gesprekken met bevoorrechte getuigen en verdiept zich in zorgvuldig gekozen literatuur.

Al in 1927 verbood de Immorality Act, de Ontugwet, zoals zij in het Afrikaans heet, de buitenechtelijke seks tussen mensen met een verschillende huidskleur. Deze wet werd in de jaren vijftig tweemaal aangescherpt. De originele wet uit 1927 verbood alleen buitenechtelijke seks tussen wit en zwart. De Prohibition of Mixed Marriages Act uit 1950 verbood ook dat er interraciaal werd gehuwd. In 1957 werd iedere vorm van affectie – zoenen of samen in bed liggen – tussen mensen met een verschillende huidskleur strafbaar gesteld, via een amendement van de Ontugwet.

Posthumus beschrijft overzichtelijk het wettelijk kader dat rond interraciale relaties tot stand is gekomen in Zuid-Afrika. Maar hij munt nog meer uit wanneer hij zijn blik richt op hoe het er in werkelijkheid aan toegaat. De manier waarop hij de iconische foto uit het Apartheidmuseum, die in 1969 is gemaakt door nieuwsfotograaf Jan Kopec, becommentarieert, spreekt boekdelen. Op de foto turen vier mannen door een slaapkamerraam van een huis in Johannesburg. Zo zochten politiemannen in de hoogtijdagen van de apartheid naar verstrengelde lichte en donkere lichamen. Zo speurden zij naar seks die de wet verbood.

Bij de overgang naar de democratie is er in Zuid-Afrika in economisch opzicht bijna niets veranderd. De enorme economische ongelijkheid is gebleven. De kapitalistische belangen van de VOC voerden in de zeventiende eeuw de boventoon in de Kaap. Tijdens de Britse kolonisatie bepaalden de belangen van de goud- en diamantmijnen de Zuid-Afrikaanse politiek. De klap op de vuurpijl kwam tijdens de apartheid, die de kapitalistische uitbuiting van zwart door wit perfectioneerde. Wanneer de regenboognatie werd ontworpen, ging het ANC mee in de mondiale triomftocht van het kapitalisme, zo verduidelijkt éminence grise Sampie Terreblanche aan Posthumus.

De aanhoudende ongelijkheid heeft de liefde verbonden met een flagrante vorm van materialisme. In zijn gesprekken met vrienden ontdekt Posthumus vlug dat praktisch elke zwarte Zuid-Afrikaanse studente droomt van een sugar daddy en deze droom ook vaak verwezenlijkt. Het belang van rijkdom op de datingmarkt is openlijk aanwezig. Dat eist een zware tol voor de kansen die mensen met een verschillende huidskleur hebben om relaties met elkaar aan te knopen.        

Er bestaat ongetwijfeld een verband tussen de apartheidsgeschiedenis en de huidige gewelddadige Zuid-Afrikaanse samenleving, zo verzekert Eusebius McKaiser, een van de belangrijkste opinieleiders in het land, aan Posthumus.

Gewelddadigheid is tot norm verheven. Niet alleen geweld van de staat tegen zwarte Zuid-Afrikanen of geweld van zwarte Zuid-Afrikanen tegen veiligheidsdiensten, maar ook geweld op straat, huiselijk geweld en geweld tegen kinderen. De verbinding van deze cultuur van geweld met de patriarchale cultuur, extreme sociaaleconomische ongelijkheid en de bittere noodzaak om te overleven heeft een vrij unieke molotovcocktail gecreëerd. Pumla Dineo Gqola heeft het over de hypermasculiniteit van Zuid-Afrika. Dagelijks brengen de kranten verslag uit over verkrachtingen, groepsverkrachtingen, kinderverkrachtingen, corrigerende verkrachtingen van lesbiennes. De lijst is eindeloos.

Waarom heeft hiv zich zo snel kunnen verspreiden in Zuid-Afrika?

Posthumus trekt naar HEARD, een belangrijke interface tussen onderzoek, beleid en belangenbehartiging aan de University of KwaZulu-Natal in Durban.

Onderzoeker Kaymarlin Govender windt er geen doekjes om. Er zijn veel factoren die een rol spelen bij de verklaring van de grote omvang van de hiv-epidemie in Zuid-Afrika, zegt hij, maar de sociaaleconomische ongelijkheid in het land is de belangrijkste factor.

De apartheidsregering en het voorafgaande koloniale regime droegen seksegelijkheid niet hoog in het vaandel. Door het stelsel van arbeidsmigratie werden zwarte mannen gescheiden van hun familie en kwamen zij ver van de thuislanden te werken. Veel mannen begonnen op de plek waar ze werkten een tweede familie. Omdat door de arbeidsmigratie veel vrouwen hun man slechts een paar weken per jaar zagen, werd het normaal om er gedurende de rest van het jaar een andere man bij te nemen. De ontwrichting van de gezinnen, met de mannen als onomstreden kostwinners van wie de vrouwen volledig afhankelijk waren, heeft de epidemie excessief doen toenemen bij de zwarte bevolking.     

Tijdens hun rit naar Durban krijgen Niels en vriendin Tokologo maar niet genoeg van I wonder van Sixto Rodriguez. De met een Oscar bekroonde documentaire Searching for Sugarman over deze zanger maakte hem in 2012 wereldberoemd. I wonder groeide vanwege zijn verwijzing naar seks uit tot een verzetsnummer voor witte jongeren maar vanwege zijn soulachtige groove sloeg het ook sterk aan onder de zwarte bevolking.

Zeker wat de liefde betreft valt het in Zuid-Afrika op dat er een groot verschil is tussen het wettelijk en werkelijk land. Vanuit zijn knusse flat in Maboneng vergeet Niels bijna dat de wijken rondom zijn cocon van ogenschijnlijke vrede en verdraagzaamheid tot de onveiligste van het land behoren. Maar er blijft een vraag door zijn hoofd spoken. Waarom zetten zoveel Zuid-Afrikanen zich af tegen bijna alle aspecten van de apartheid, maar niet tegen het seksueel conservatisme, de homofobie en het seksisme, die deel uitmaakten van de ideologie van het vroegere politieke systeem?

Deze vraag laat zich niet gemakkelijk beantwoorden. Er zijn teveel factoren die meespelen. Een aanzet tot antwoord krijgt Niels van Ntsupe Mohapi, activiste bij de homobeweging EPOC in township KwaThema. De homohaat in de townships heeft een culturele en religieuze achtergrond, zo verklaart Ntsupe. Mensen zeggen dat homoseksualiteit on-Afrikaans is, dat het de jeugd verziekt. Homofobie is het resultaat van het gebrekkige onderwijs in de townships en van religieuze of traditionele leiders die homoseksualiteit schandelijk vinden en homofobie prediken.

Wanneer je in Zuid-Afrika een interraciaal liefdeskoppel tegenkomt, dan is de kans klein dat beide partners uit Zuid-Afrika komen. Niels weet dat uit eigen ervaring. Hij kent een behoorlijk aantal interraciale koppels, maar meestal is een van de twee afkomstig uit het buitenland, meestal de witte man. Witte Zuid-Afrikaanse vrouwen interesseert het nauwelijks als zij zouden horen over interraciale relaties. Aan wie hij het ook vroeg, niemand kende in zijn omgeving een witte Zuid-Afrikaanse vrouw met een zwarte vriend, behalve enkele VIP-uitzonderingen die de regel bevestigen, zoals Mmusi Maimane, oppositieleider in het parlement, en Siya Kolisi, op handen gedragen rugbyinternational, die een witte Zuid-Afrikaanse vrouw hebben.

Welke partner je kiest blijkt elke keer weer een ondoorgrondelijke beslissing te zijn. Sommigen sturen het antwoord op deze vraag in de richting van smaak, waarover per definitie niet hoeft te worden gediscuteerd. Dat is een veilig antwoord. Anderen vinden dat partnerkeuze zich niet vooral door smaak laat bepalen, maar veel meer door racistische gewenning. Voor dit laatste valt veel te zeggen, zeker wanneer men bedenkt dat de geschiedenis van het racisme in Zuid-Afrika zich manifesteert als een aanhoudende apartheidsgeografie, die een domper zet op de interactiekansen van mensen met een verschillende huidskleur.

Noem het een staaltje van human interest journalistiek. Of noem het een explorerende, kwalitatieve studie over genderrelaties. Het maakt weinig verschil uit. Niels Posthumus heeft een buitengewoon leesbaar boek geschreven, op basis van gesprekken met insiders, opiniemakers en experts, over liefde en seksuele relaties in het Zuid-Afrika van na de apartheid. Als nieuwkomer in een kleurrijk land steekt hij zijn verwondering over hoe de apartheid nog doorwerkt binnen de liefde, niet onder stoelen of banken.

Maar zijn aandacht gaat niet alleen uit naar residuen van het vroegere politieke systeem die zijn terechtgekomen in de huidige cultuur rondom relatievorming. Posthumus heeft een erg open blik en voelt zich heel goed thuis in Zuid-Afrika. Hij gebruikt al zijn zintuigen om andere factoren op te sporen. Economische ongelijkheid blijkt de grootste boosdoener te zijn, in alle opzichten en dus ook wat de liefde betreft. Ook het materialisme dat is binnengeslopen in de liefde veroorzaakt alleen maar doffe ellende – nu weet ik wat gold diggers en kokosnoten zijn.

Posthumus voelt de polsslag van de tijd enorm goed aan. Bettina Wyngaard en Marita van der Vyver gaven al uitgebreide duiding over #MeToo en #TimesUp. 

http://www.litnet.co.za/metoo-n-oomblik-n-veldtog-n-blywende-verandering/

http://www.litnet.co.za/timesup/

http://www.litnet.co.za/seks-kuns-en-die-waarheid/

In Frankrijk kwam vlug een tegenbeweging op gang, nadat honderd bekende vrouwen uit de culturele, wetenschappelijke en mediawereld, waaronder Catherine Deneuve, in een open brief in de krant Le Monde ervoor waarschuwden dat het #MeToo-debat ontaard was in een nieuwe vorm van puritanisme. Een week later verontschuldigde de actrice zich al bij de vrouwen die slachtoffer waren van seksueel geweld en gechoqueerd waren door haar ondertekening van de open brief. Zelfs de 83-jarige Brigitte Bardot mengde zich in de discussie, want ook zij wilde de flirtende man redden.

Niels Posthumus heeft een eerlijke bijdrage geleverd tot het debat over het liefdesverdriet van veel Zuid-Afrikanen. Maar het debat woedt niet alleen in Zuid-Afrika. Het woedt in alle hevigheid overal. In zijn pamflet De eerste boze burger drukt Arnon Grunberg uit hoe essentieel het is om het debat over alle grenzen heen te voeren: “Over de liefde zijn er nu eenmaal verschillende verhalen en wij moeten ons erbij neerleggen dat onze verhouding tot het land dat wij bewonen op veel manieren lijkt op onze verhouding met de persoon die wij beminnen.”

Breekt er in 2018 dan toch een nieuwe dageraad aan?

Herman Meulemans

 

Oké!: naar een tekening van Kees van Dongen (1877-1968), kleurendruk, 1902, Rijksmuseum Amsterdam, schenking van mevrouw HC Baruch-Ponstijn, Bergen (Noord-Holland), 1972 (foto: Herman Meulemans)

Erg boeiende website van de auteur over zijn leven en reportages in Zuid-Afrika vind je op: https://nielsposthumus.com/

Arnon Grunberg, De eerste boze burger. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2017, citaat blz. 42.

The post Een nieuwe dageraad breekt aan: over verliefdheid, relaties en seks in Zuid-Afrika appeared first on LitNet.

Viewing all 396 articles
Browse latest View live